Op 12 mei volgend jaar organiseren verschillende taalbewegingen een grote manifestatie in Parijs om meer rechten en een officieel statuut te eisen voor de verschillende historische minderheidstalen die op het Frans grondgebied gesproken worden. Er zal ook een delegatie van de V-SB heen gaan, al was het maar ter ondersteuning van de Vlaamse taalbeweging in 'Frans' Vlaanderen.

 

Een van de eisen van deze manifestatie en andere die nog georganiseerd zullen worden is de ondertekening en ratificatie van het Europees Handvest voor de minderheidstalen en het van het Kaderverdrag rond Nationale Minderheden door Frankrijk (het land heeft het eerste wel ondertekend maar nog niet geratificeerd en het tweede verdrag noch getekend noch geratificeerd). De ondertekening en ratificatie van beide verdragen zijn voor al de taalbewegingen en hun militanten in de Franse staat een evidente eis. Maar hier in België geeft het een wrang gevoel bij nota bene de Vlaamse (taal)beweging. De V-SB steunt wel de eis van de taalbewegingen in de Franse staat, maar begrijpt de Vlaamse afkeer ervan. Met deze bijdrage willen we een en ander duidelijk maken over het hoe en waarom (nog niet) van een Vlaamse ratificatie van deze verdragen.

 

Het Handvest voor de Regionale Talen of Talen van Minderheden werd in 1992 door de Raad van Europa opgesteld kort na het uiteenvallen van het zogenaamde Oostblok, toen heel wat staten uiteen vielen en de zaak van nationale zelfbeschikking en de positie van zogenaamde 'nationale minderheden' even belangrijk werd. In 1995 werd door de Raad om gelijkaardige redenen ook het Kaderverdrag inzake de bescherming van nationale minderheden opgesteld (dat inhoudelijk iets verder gaat dan louter het taalaspect). In principe moet dit kaderverdrag de rechten van die (taal)minderheden waarborgen. Maar de grote 'fout' in dit Kaderverdrag van 1995 is precies de definitie van die nationale minderheden. Er is amper een definitie. Niettemin werden beide verdragen in de Belgische staat voorwerp van een communautair twistpunt. Vlaanderen weigert zowel het handvest als het kaderverdrag te ratificeren. Historisch gezien lijkt dat vreemd aangezien het net Vlaanderen is dat de precaire situatie van onderdrukte taal-gemeenschappen het best zou moeten begrijpen. Tot nog toe werd alleen het Minderhedenverdrag ondertekend (maar niet geratificeerd) als onderdeel van de staatshervorming van 2001.

 

Minderheden worden door deze verdragen dus niet specifiek gedefinieerd, de lidstaten moeten dat zelf doen. Een (nooit goedgekeurd) aanvullend protocol op het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens kan wel een (vrij algemeen aanvaard) idee geven waar het over zou gaan. Een minderheid (al dan niet met eigen taal) moet in een bepaald territorium binnen een staat inheems zijn, een vaste en langdurige binding met de staat hebben waarin zij leven, bijzondere etnische, culturele, religieuze en taalkundige kenmerken bezitten, fuidelijk te onderscheiden zijn als een numerieke minderheid van de rest van de staatsbevolking of een regio binnen deze staat, zelf de intentie bezitten om voor hun identiteitsbepalende kenmerken, met name op het gebied van cultuur, tradities, geloof of taal, gemeenschappelijk te willen behouden. In België voldoen al zeker de Duitstaligen in de Oostkantons ontegensprekelijk aan die voorwaarden, maar het Duits is al de derde officiële landstaal. Migrantengemeenschappen voldoen duidelijk niet aan de definitie, want zij zijn niet inheems. Een gegeven dat zeker in de rand rond Brussel belangrijk kan zijn als argument.

 

Om het afwijzen van Vlaanderen te begrijpen moet er gekeken worden naar wie de ratificatie van deze verdragen eigenlijk vraagt en vooral waarom. Er zijn in de Belgische staat wel degelijk taalgemeenschappen die in aanmerking zouden kunnen komen als 'nationale minderheid' met een eigen 'minderheistaal'. Zo zijn er onder meer het Waals en het Picardisch, die in de taalkunde gewoonlijk als aparte taal van het Frans beschouwd wordt. Ook het Luxemburgs dat in het oosten van de gelijknamige provincie gesproken wordt is een nationale minderheid, wat kracht bijgezet wordt door het feit dat Luxemburgs in het Groothertogdom wel als een aparte officiële taal geldt. Verder zijn er de oostelijke dialecten van het Limburgs, die in Nederland al als streektaal erkend werden want in de taalkunde worden ze gewoonlijk tot de middelfrankische dialecten gerekend (dus niet-Nederlands). En over het West-Vlaams is er ook nog steeds discussie in de taalkunde. Voor al deze talen zijn wel kleine taalbewegingen actief die hun taal officieel erkend willen zien en daarom aandringen op de ondertekening en ratificatie van de verdragen. Maar hun politiek gewicht is heel klein. Een veel belangrijker politieke lobby is die van de Franstalige partijen in en rond Brussel die het minderhedenverdrag vooral zien als een instrument om hun claim op de randgemeenten bij te zetten en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest te vergroten. Dit verdrag dat in principe een evidentie zou zijn in een normale democratische rechtstaat is in België dus een wapen in een territoriaal conflict geworden. Het is om die reden dat Vlaanderen deze verdragen weigert te ratificeren. Een standpunt dat de V-SB begrijpt.

 

Niettemin moeten er een aantal kwesties over deze zaak verduidelijkt worden. Vooreerst is de V-SB in principe voorstander van het recht op zelfbeschikking van volkeren die daar naar willen streven. Hoe die volkeren hun staten vorm geven is dan hun zaak, niet elke taal-, cultuur- of nationale beweging streeft totale onafhankelijkheid na. Taalrechten voor historische nationale minderheden zijn doorgaans wel een minimumeis. Dat geldt wat ons betreft in extremis ook voor de Belgische staat en voor een toekomstige Vlaamse staat. Wij kunnen dit echter niet aanvaarden binnen de huidige machtsverhoudingen in de Belgische staat. Zolang de Brussels-Belgische (Franstalige) staatsstructuren niet afgebroken zijn zal elke toegeving aan Franstalige eisen een verder uithollen van de Vlaamse verworvenheden zijn. Aan de taalgrens mag wat ons betreft niet gesleuteld worden zolang de bestaande machtsstructuren niet verdwenen zijn. Pas als de betrekkingen tussen Vlaanderen en zijn hoofdstad Brussel en tussen Vlaanderen en Wallonië genormaliseerd zijn kan er sprake zijn van een democratisch verdiepen van de staatsstructuren ter ondersteuning van historische minderheden.

 

Anderzijds wijzen we wel op de onnodig grote vrees van Vlaanderen voor dit handvest voor de regionale talen en het minderhedenverdrag. Zoals gezegd geeft het minderhedenverdrag geen definitie van wat een nationale minderheid is. De Vlaamse regering stelde reeds dat het verdrag pas van kracht mag zijn wanneer de term 'nationale minderheid' zodanig ingevuld wordt dat noch Frans noch Nederlands als minderheidstaal gelden. Bovendien heeft het verdrag het over historische nationale minderheden, recente immigratie komt niet in aanmerking. Concreet betekent dat dat iedere Franstalige die zich nà het vastleggen van de taalgrens in Vlaanderen kwam vestigen eigenlijk als immigrant telt en dus geen 'nationale minderheid' vormt (wat eerder ook door Fons Borgignon van VLD werd beargumenteerd:

http://users.skynet.be/fons.borginon/standptn/minderheden.html).

 

Indien het handvest met die laatste bepaling van kracht zou gaan zou de Franstalige lobby en krachtig wapen kwijt raken. Maar hierbij moeten we er dan van uitgaan dat 1) de Vlaamse regering het lef heeft deze bepaling er door te drukken en 2) de Vlaamse regering zich ook daadkrachtig genoeg opstelt om de bepaling in de praktijk om te zetten. We vrezen dat dat helaas niet het geval zal zijn zolang België bestaat. Zeker een onderscheid maken tussen recente immigratie en de 'echte' nationale minderheid in de rand rond Brussel zal oorzaak van serieuze communautaire conflicten worden waarbij Vlaanderen vrijwel zeker aan het kortste eind zal trekken.

 

De V-SB ziet zich dus genoodzaakt eerder een strategische dan een principiële houding aan te nemen inzake deze verdragen: binnen het Belgisch staatsverband mag Vlaanderen ze nooit aanvaarden. Pas binnen een soeverein Vlaanderen dat niet langer het doelwit is van een bewuste verfransingspolitiek is er ruimte voor een progressief beleid ten aanzien van nationale minderheden.