De afgelopen weken was er veel te doen om het vraagstuk van de auteursrechten op het tot nog toe weinig gecontroleerde internet. In Europa en de VS laggen enkele wetsvoorstellen op tafel die het kunnen afdwingen van het auteursrecht op internet zouden moeten versterken - zeg dus maar gerust het internet zelf drastisch aan banden leggen. In de VS zouden op 24 januari twee wetten gestemd moeten worden: SOPA (Stop Online Piracy Act) en PIPA (Protect IP act). Daarnaast is er het wereldwijde handelsverdrag ACTA (Anti-Counterfeiting Trade Agreement) dat vooral door de VS en Europa opgedrongen wordt en de intellectuele eigendomsrechten wereldwijd moeten regelen. Bij deze laatste liggen vooral China en Rusland dwars. Al deze nieuwe wetten zijn symptomen van een verbeten campagne van de grote bedrijven om het veel te vrije en onberekenbare internet aan banden te leggen.

 

SOPA en PIPA kregen meteen enorme tegenwind; grote namen uit het internetmilieu, waaronder Wikipedia en Google, protesteerden luid (de eerste zelfs met een dag virtuele 'staking'). Talloze non-profitorganisaties, internetbedrijven, sociale mediasites en sociale bewegingen bonden de strijd aan. Het conflict escaleerde toen Amerikaanse en Nieuw-Zeelandse autoriteiten op basis van de (nog niet gestemde!) wetten de website MegaUpload offline haalden. Die site had een enorme impact op het internetverkeer (soms tot 5 procent van de totale traffiek) en was al enge tijd een doorn in het oog van de copyrightlobby omdat hij gebruikt werd om heel wat rechtendragend materiaal de wereld rond te zenden. MegaUpload had geen politiek karakter; de sluiting ervan door de autoriteiten op zich ook niet, maar de reactie ertegen wel: het hackerscollectief Anonymous lanceerrde een van de grootste 'cyberaanvallen' ooit en legde talloze websites plat van muziek- en filmstudio's tot die van het FBI zelf. Anonymous kwamen we eerder al tegen als een eerder los netwerk van internetactivisten die onder meer Wikileaks steunden toen oprichter Julian Assange geviseerd werd, maar ook al Wall Street aanpakte en zelfs een rol speelde in de 'Arabische lente' toen de voormalige dictators van Egypte en Tunesië het protest trachtten te breken door een 'internet-blackout'.

 

Vandaag richten de internetactivisten dus hun pijlen op wat misschien wel de meest onderschatte bedreiging was voor het internet tot nog toe: de copyrightlobby. Deze probeert al jaren het anarchiserende karakter van het internet onder controle te krijgen. Het zijn initieel vooral de grote platenfirmas en film- en tv-studios die voor een strengere wetgeving lobbyen. Deze multinationals slagen er ook keer op keer in het auteursrecht te verlengen. Koploper in deze is Disney, dat de auteursrechten op het figuurtje Micky Mouse al meermaals dreigde te verliezen (het auteursrecht is beperkt in de tijd). Disney wist dat recht telkens nog eens te verlengen zodat vandaag het auteursrecht al is opgetrokken tot de duur van het leven van de auteur (in dit geval Walt Disney zelf) plùs zeventig jaar. Er wordt inmiddels druk gelobbyd om de rechten nog eens te verlengen (bij voorkeur voor eeuwig uiteraard). Tot zo'n twintig jaar geleden kon het auteursrecht redelijk gemakkelijk afgedwongen worden. Wie materiaal gebruikte zonder toestemming van de wettelijke eigenaar werd simpelweg gecensureerd: de publicaties werden uit de handel genomen en vernietigd en de daders vervolgd. Met de komst van het internet kregen de autoriteiten het heel moeilijk om dat auteursrecht nog af te dwingen. Een fundamenteel verschil met de klassieke media is immers het immateriële karakter van internetdata: bits en bytes kunnen naar believen gekopieerd en verspreid worden tot in het oneindige, wat bijvoorbeeld met boeken, platen, cd's en cassetten veel moeilijker was. Materiaal kan zo in een mum van tijd de hele wereld rond gaan en letterlijk bij miljoenen mensen terecht komen - miljoenen mensen die het op hun beurt verder delen en daarmee, strikt genomen, vatbaar zijn voor vervolging. De SOPA- en PIPA-wetsvoorstellen moesten precies dat meer mogelijk maken.

 

Met deze wetsvoorstellen zou op papier zo ongeveer iedere facebookgebruiker of youtube-uploader vervolgd kunnen worden - met straffen tot zelfs vijf jaar cel. Iedereen die al eens een foto, videoclip, muziekje, cartoon of wat dan ook deelde pleegt inbreuk op de auteursrechten. In de praktijk valt zo'n massale vervolging moeilijk te organiseren en dus regelde de nieuwe wetten de mogelijkheid om de websites zelf te verbieden. Een enkele inbreuk was voldoende. Wikipedia klaagde dit onmiddellijk aan, met als argument dat het volstond dat een enkele gebruiker een overtreding zou moeten begaan om het voortbestaan zelf van het hele Wikipediaproject in gevaar te brengen. Op die manier kon de site zelfs het doelwit worden van een bewuste sabotagepoging. Sites als Facebook, Twitter en Youtube zouden al wat geplaatst wordt voortaan zwaar moeten controleren en censureren - wat in de praktijk zou neerkomen op het censureren van zowat 95 procent van de geplaatste 'content' en het verbannen van de overgrote meerderheid van de gebruikers. Zelfs naar Chinese normen zou dit neerkomen op ongeziene censuur.

 

De argumenten van de copyrightlobby zijn zoals vanouds uiteraard dat de inkomsten van 'de artiesten' in gevaar zijn. Vreemd genoeg zijn er talloze voorbeelden van artiesten die net promotie maken via sites als youtube. Voor de platenfirmas zelf is het auteursrecht wellicht nog een geldige reden, maar voor de politiek zou dat eigenlijk niet zijn: economisch gezien brengt het vrije internet vandaag véél meer op dan de klassieke media (Hollywood slaagt er overigens in via allerhande boekhoudtechnieken zowat elke kaskraker zware verliezen te laten boeken: de voorbije jaren was er niet één enkele film uit de Hollywoodstudios die een dollar winst maakte). Belastingsinkomsten zijn dus al zeker geen argument voor de politiek om de copyrightlobby een hand boven het hoofd te houden. Er zit een veel gevaarlijker tendens achter deze lobby: de copyright-kwestie is eerder het excuus om overheidscontrole over de politieke kant van internet te verkrijgen. Het gebruik van internet als politiek agitatiemedium kende de voorbije jaren een enorme vlucht vooruit (we hebben al enkele recente voorbeelden vernoemd, maar we kunnen daar bijvoorbeeld nog de Occupy-beweging aan toevoegen, die sterk steunt op internetcommunicatie). Clandestiene vrije pers bestond vroeger al wel: niet weinig politieke bewegingen hadden hun eigen drukpersjes waarmee ze zelf propagandamateriaal maakten - in heel wat gevallen zelfs illegaal. Internet biedt datzelfde, maar dan veel grootschaliger, veel goedkoper, en veel moeilijker te controleren. Toen de hackersgroep Anonymous de tegenaanval inzette op de copyrightlobby als antwoord op het vervolgen van de site MegaUpload, lieten ze ook verstaan dat ze bezorgd waren dat dit slechts een eerste precedent zou vormen om de totale censuur van het net voor te bereiden, vooral met het oog op het monddood maken van oppositiebewegingen.

 

Hoewel het internet als medium in zijn huidige interactieve vorm amper vijftien jaar oud is, is wat er zich vandaag afspeelt op termijn van groot belang. Het net is meer geworden dan louter een speeltje voor 'nerds': het is een wezenlijk onderdeel van onze maatschappij geworden. In de virtuele wereld speelt 'informatie' tegelijkertijd de rol van consumptieproduct als productiemiddel, om het in klassiek marxistische termen te zeggen. Maar, om in die terminologie te blijven, zouden we kunnen zeggen dat er tot nu toe sprake is van een soort anarcho-communisme, een klassenloze maatschappij waar alles het collectief bezit van de gebruikers zelf is. De auteursrechten zijn het equivalent van het proberen invoeren van het privaat eigendom van die productiemiddelen - en daarmee een veel scherper verdeeld klassenconflict in te voeren. Tot nog toe was toegang tot en gebruik van het internet eerder een kwestie van studiewerk (men moest wel over een minimale kennis beschikken van programmeren en gebruik van het medium, vandaar het imago dat internet had als speeltuin voor 'geeks' en 'nerds') maar dat speelt steeds minder een rol door het steeds interactiever en gebruiksvriendelijker worden, in zoverre dat vandaag nagenoeg iedereen het medium wel op de een of andere manier gebruikt (en er tegelijk afhankelijker van geworden is). Het afdwingen van het auteursrecht zou deze vrije toegang weer ongedaan maken en in de praktijk een vorm van 'klassenstrijd' inluiden in 'cyberspace' werkwoord. De verbeten reactie van internetactivisten tegen de aanvallen door overheid en copyrightlobby was dan ook te verwachten.

 

De golf van protestacties leidde tot een eerste succes, het Amerikaanse Congres stelde het stemmen van de twee wetsvoorstellen SOPA en PIPA voor onbepaalde periode uit ('tot er bredere steun kon gevonden worden'). Maar de strijd is zeker niet gestreden. De komende maanden ligt ook de 'stille machtsgreep' van het ACTA-verdrag op tafel. En aangezien de globale socio-economische omstandigheden achteruit blijven gaan kunnen we verwachten dat ook brede sociale bewegingen in het algemeen hun agitatie zullen verscherpen en hun nieuw verworven medium met hand en tand zullen verdedigen. De rol van het internet als medium van vrije communicatie is dan ook van niet te onderschatten belang de komende jaren. Dat medium beschermen tegen censuur is daarom ook een belangrijke inzet in komende sociale en politieke conflicten.