De Belgische wetgeving maakt een onderscheid in statuut tussen 'bedienden' en 'arbeiders', waarbij de ene vooral 'met het hoofd' zou werken en de andere vooral 'met de handen'. Over dit onderscheid kan men veel bedenkingen maken. Alsof iemand met een arbeidersstatuut nooit gebruik zou moeten maken van z'n hersenen bij het werk!
In het licht van het marxistische denkkader verschijnt het onderscheid sowieso als zijnde zeer oppervlakkig: zowel iemand met een arbeidersstatuut als iemand met een bediendenstatuut zijn arbeiders in die zin dat zij leven van een loon dat hen voor hun arbeid gegeven wordt (dit in tegenstelling tot de klasse die zich baseert op kapitaal). In wezen is het onderscheid steeds absurd geweest; het gegeven dat het onderscheid tussen 'hoofd-' en 'handarbeiders' minder zichtbaar is, legt die absurditeit gewoon duidelijk bloot. Voor de leesbaarheid zullen we het in het vervolg van deze tekst echter hebben over arbeiders en bedienden zoals deze in het Belgische wettelijke kader opgevat worden.
De grens tussen arbeiders en bedienden is de dag van vandaag niet altijd even duidelijk. Veel werk dat onder het arbeidersstatuut valt vergt veel denkwerk en administratie. Dat er sowieso onderscheid gemaakt word tussen werknemers is niet meer van deze tijd.
Naargelang de werknemer een arbeider of bediende is verschilt de arbeidswetgeving nogal. Even enkele verschillen op een rijtje zetten:
- De regels omtrent het gewaarborgde loon zijn anders. Een arbeider heeft recht op 14 kalenderdagen gewaarborgd loon, een bediende op 30 dagen. Een arbeider op proef heeft geen recht op gewaarborgd loon en een bediende op proef heeft maar recht op 14 dagen gewaarborgd loon.
- De verbrekingsvoorwaarden van het contract van zowel op proef als bij een contract van onbepaalde duur verschillen naargelang het statuut.
- Ook de duur van de proefperiodes verschillen bij bedienden en arbeiders. Bij arbeiders schommelt die tussen 7 tot 14 dagen, voor bedienden ligt die tussen 1 tot 12 maanden.
- De eerste dag van ziekte wordt voor de meeste arbeiders en sommige bedienden niet betaald, de zogenaamde carenzdag. Die eerste dag van arbeidsongeschiktheid zou voor iedereen betaald moeten worden.
- De ontslagvergoedingen voor bedienden liggen, in vergelijking met andere Europese landen, zeer hoog. Die voor arbeiders liggen hier dan weer zeer laag. De bediende zelf houden hieraan niet zoveel over want die vergoedingen worden zeer zwaar belast: tot 70%! De ontslagvergoedingen van arbeiders moeten naar het niveau van de bedienden gebracht worden en die gelijke ontslagvergoedingen moeten een stuk minder zwaar belast worden. Het kan niet dat de staat zich verijkt op de rug van iemand die net ontslagen is.
- Ook bij de opzeggingstermijnen zijn er grote verschillen.
Werknemers met het arbeidersstatuut worden doorgaans benadeeld tegenover hun collega’s met een bediendestatuut. Uiteraard vragen wij niet om het bediendestatuut naar beneden toe te nivelleren maar om het statuut van de arbeiders naar boven toe gelijk te stellen en onder een eenvormig werknemersstatuut te plaatsen. Het verschil in de barema’s is één zaak, de werkgevers kunnen op de koop toe bepaalde voordelen aan een bepaalde categorie toewijzen en niet aan de andere (bvb. maaltijdcheques).
België is het enige Europese land dat dit onderscheid nog maakt. Het Arbitragehof, tegenwoordig het Grondwettelijk Hof, oordeelde in 1993 dat het onderscheid tussen arbeider en bediende niet te rijmen viel met het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel. Het Arbitrage hof stelde dat deze ongelijkheid geleidelijk aan diende opgeheven te worden. Vandaag, vijftien jaar na die uitspraak, bestaat die ongelijkheid nog steeds. Niet enkel creëert dit ongelijkheid tussen arbeiders en bedienden; het is ook een instrument om de arbeiders (in de bredere zin van het woord) te verdelen en tegen elkaar uit te spelen. De V-SB vraagt dat de vakbonden ieder akkoord weigeren die de kloof tussen de verschillende statuten nog zou verbreden en streeft naar een eenvorming statuut voor alle arbeiders. Om diezelfde redenen moet eveneens paal en perk gesteld worden aan de trend om vaste jobs te vervangen door schijnzelfstandigen en interimarbeiders, die onder een nog veel kwetsbaarder statuut vallen.