Op 6 november organiseerde het front van christelijke, socialistische en liberale vakbonden in Brussel een massabetoging waaraan niet minder dan 120.000 verontruste en boze burgers deelnamen. Op het moment dat we deze regels schrijven zijn de vakbonden bezig met de voorbereiding van een aantal stakingsacties per regio, die zullen uitmonden een algemene staking op 15 december e.k. De inzet is hoog. Gaat het regime de neoliberale shockdoctrine kunnen toepassen? Het zou neerkomen op de open en brutale vernietiging van de welvaartsstaat. Of gaat het volk deze rooftocht kunnen afslaan? En vooral, omzetten in een alternatief beleid? De rechts-conservatieve regeerakkoorden van Michel I en Bourgeois I zijn exclusief op maat geschreven van het patronaat en de hoogste inkomenscategorieën. De champagnekurken knallen op de hoofdkwartieren van het Voka, het Unizo en het VBO. De Antwerpse diamantlobby heeft met Jan Jambon (N-VA) als vice-premier een politieke loopjongen in de regering en zijn kabinetschef is een spin in het web van de immobiliënlobby. Het donkerblauwe Voka en Unizo met resp. minister Muyters (N-VA) in de Vlaamse regering en Kris Peeters (CD&V) in de federale regering hebben meer dan een vinger in de pap in de politieke besluitvorming.

Of de nieuwe Neoliberale Orde zomaar kan doorzetten zonder volksverzet is de vraag. Het breed studentenverzet tegen de verhoging van de inschrijvingsgelden, de syndicale actieplannen, het verzet van “Hart boven hard” en een door het ACW onder druk gezette CD&V, heeft al enkele haren in de boter geworpen. 120.000 verontruste mannen en vrouwen mobiliseren op 6 november jl. is geen klein bier. Er was meer volk dan de paar duizend leden van het vakbondsapparaat. In de huidige crisis gaan de ledentallen de hoogte in. Rechts maakt er een karikatuur door vakbonden exclusief te associëren met stakingspiketten rond brandende autobanden of als heethoofden en provocateurs in vechtpartijen met de politie. Sociale vooruitgang kan alleen als dit door collectieve actie wordt gedragen. De geschiedenis leert dat belangrijke sociale verworvenheden werden afgedwongen door de collectieve acties. Collectieve actie is het pigment van de samenleving. Het verruimt de enge opvatting dat de enige legitimiteit voor de democratie geheime verkiezingen zijn voor kandidaten om de zoveel jaren. Vakbonden zijn meer dan stakingspiketten en betogen. Ze zijn een integraal deel van het democratisch sociaal weefsel, ook als hoeksteen van socialisering en positieve waarden zoals solidariteit en sociale rechtvaardigheid. Ze zijn dan ook een prioriteit doelwit van rechts om ze te discrediteren.

In de vroegere massa-acties binnen het Belgisch corporatistisch consensusmodel werd de elite nauwelijks in vraag werd gesteld, omdat de vrienden van de arbeidersbeweging integraal deel uitmaakten van het bestel en ze van die elite toegevingen konden afdwingen. De eisen werden beperkt tot de directe sociaaleconomische eisen. Natuurlijk zijn deze eisen ook nu prominent aanwezig in de huidige acties. Maar wat vandaag ook blijkt is dat het louter sociaal-economische sterk wordt aangevuld wordt met eisen voor sociale rechtvaardigheid in verband met fiscaliteit, de toenemende ongelijkheid tussen de enkele superrijken en de verarmende volk. Die strijd voor sociale rechtvaardigheid mikt direct op de machtsverhoudingen tussen de onaantastbare elite,die middenin of op de rand van de witteboordencriminaliteit opereert, en de werkende bevolking. Die strijd versmalt aanzienlijk de marge voor deals en gemanoeuvreer. In plaats van uitlaatklep in de vorige periode lijken de acties meer emotioneel geladen over basiswaarden die haaks staan op de neoliberale. De vraag is hoe die elite gaat reageren als haar voorrechten, haar belastingsparadijzen – te beginnen met België – in gevaar zouden zijn? Want de geschiedenis leert dat de superrijke elite haar privileges nooit vrijwillig afgeeft.

 

Niet alleen vakbonden en sociale organisaties dragen argumenten aan. Ook intellectuelen en studiediensten die niet organisch verbonden zijn met de sociale beweging. Zoals bijv. een Franse econoom Thomas Piketty die, na twintig jaren studie met verpletterend cijfermateriaal van nationale rekeningen en belastingaangiften, stelt dat grote vermogens al slapend rijk worden en diegenen die met arbeid hun inkomen moeten verdienen dag in dag uit bezig zijn en soms als working poor niet van hun inkomen kunnen leven. Wij denken aan de interessante bijdragen in media en pers van bijv. Michel Maus, docent fiscaal recht aan de uniefs van Gent en Antwerpen. Hij vertolkt bijna een vakbondsstandpunt door vanuit zijn deskundigheid te stellen dat de “regering Michel I moet bereid zijn het individuele belang van lobbygroepen ondergeschikt te maken aan het algemene fiscaal belang”. Of een Prof P. De Grauwe die stelt dat de “regering Michel I enkel denkt aan de ondernemers en de indexsprong hen extra winsten oplevert. Aan de belangen van de werknemers wordt veel minder gedacht” . Of de hoofdeconoom van het Itinera-instituut Ivan Van de Cloot die stelt dat de “banken terug ondergeschikt aan de economie moeten worden”. Of het Vlaams armoedebeleid van de regering Bourgeois I “dat de rijken rijker maakt en de armen worden armer”, dixit sociaal wetenschapper Wim Van Lancker aan de Universiteit Antwerpen. We zouden het lijstje nog verder kunnen aanvullen.

Het zwakke punt van het sociaal verzet is dat het ook gaat om de illusie binnen het huidige (Belgische) kapitalistische kader en klassenverhoudingen de uitholling van de welvaartsstaat tegen te houden en terug te keren naar het oude corporatistische model. Die motivatie wordt nog eens extra aangezwengeld door de dominante aanwezigheid van het belgicisme bij links en van een donkerblauwe Vlaams- nationale partij in de regeringen.

Prof. Paul De Grauwe stelt in zijn nieuwe boek “De limieten van de markt” dat het kapitalisme “moet gered worden van de kapitalisten”. Zijn kritiek is dan meer gericht op het redden van een failliet systeem dan het zoeken naar socialistische alternatieven. Een Thomas Piketty is een hype geworden. Hij analyseert en stelt zelfs een wereldwijde vermogensbelasting voor. Maar aan een echte systeemkritiek komt hij niet. Er wordt meer gefixeerd op het herstellen van de sociale gelijkheid dan op het structureel voorkomen van sociale ongelijkheid. Als we er een armoedesocioloog mogen bijnemen over de strijd tegen sociale ongelijkheid en armoede: de beroemde socioloog Georg Simmel stelt: “dat de sociale ongelijkheid slechts in uitzonderlijke en om specifieke redenen op de politieke agenda komt afhankelijk van de behoefte van de heersende klassen aan een nieuwe politieke visie of aan een nieuwe legitimiteit”.

Ten slotte: het Vlaams nationalisme kent nu voor de eerste keer in de Belgische geschiedenis een nog nooit zo grote aanhang. Samen met notoire belgicisten en conservatieven zullen ze Vlaanderen proberen te persen in het gat van het neoliberale model. Het politieke Vlaams-nationalisme is (met de eersteklas opportunist Siegfried Bracke als voorzitter van de Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers en het afschrijven van de Vlaamse Beweging door de N-VA-Leider), salonfähig geworden voor de Belgische en EU- machtscenakels. Met dit soort “Vlaams-nationalisme” zitten we lichtjaren verwijderd van wat de sociaal-flaminganten willen: een solidair en soeverein Vlaanderen gedragen door een brede volksbeweging. Sociaal flaminganten zullen in die optiek aanwezig zijn op de 15 december.