Wij en alle andere klimaatactivisten zijn vanaf dag 1 enthousiast geweest voor de inzet die duizenden jongeren in Vlaanderen, net als elders in de wereld, de afgelopen weken en maanden aan de dag hebben gelegd om ons van de klimaatcatastrofe te redden. Wij zullen ze ook blijven steunen en ons blijven inzetten voor de klimaatmanifestaties, want het is nu wel voor iedereen duidelijk dat zelfs maar de geringste bijsturing van het huidige wanbeleid er slechts kan komen door een massale druk vanuit het volk. De fundamentele economische verandering die we nodig hebben, zal dan ook nog veel meer spanning en politieke strijd vergen van alle belanghebbende delen van de bevolking, jongeren en ouderen, van alle politieke, maatschappelijke en overige organisaties, en wij zijn vastbesloten daar onze steen aan bij te dragen.

 

 

Klimaatstrijd of Belgisch centralisme?

Wel denken we dat we als klimaatbeweging een strategische vergissing maken als we ons voor de kar laten spannen van een heel andere politieke tendens, namelijk die van het belgicistische centralisme, gesteund door een deel van de traditionele partijen en de bedrijfswereld, twee maatschappelijke krachten waarvan we durven te betwijfelen dat ze echt geïnteresseerd zijn in het redden van het klimaat. Denk met name aan de eis om een nieuwe, centralistische staatshervorming, bijvoorbeeld de voorgestelde klimaatwet en de grondwetshervorming, die de doelstellingen van het beleid van Vlaanderen en Wallonië federaal zouden vastleggen. Dit is immers wat er beoogd wordt met de bijzondere klimaatwet.

Nadat de Raad van State deze heeft afgeschoten, net omdat die – inderdaad – raakt aan de bevoegdheden van de gewesten en gemeenschappen, wordt nu gepoogd de weg voor deze bijzondere wet vrij te maken met behulp van een wijziging van grondwetsartikel 7bis. Nochtans suggereerde de Raad van State een heel andere weg: namelijk samenwerkingsakkoorden, waardoor de autonomie van de ‘deelstaten’ bewaard zou blijven. Beide oplossingen vereisen hoe dan ook politieke wil – de bijzondere klimaatwet heeft immers een meerderheid in beide taalgroepen nodig. Daar kan het dus niet aan liggen. Gezien de keuze voor een grondwetswijziging plus een bijzondere klimaatwet, in plaats van de gemakkelijkere procedure van een of meer samenwerkingsakkoorden, kun je niet anders dan besluiten dat het de voorstanders niet zozeer te toen is om het klimaat, maar– naast politieke profilering – om het verstevigen van de Belgische centrale instellingen.

Los van de vraag of men nu voorstander of niet is van een herstel van het Belgische centralisme (of beter: een versterking ervan, want zoals uit het onderzoek van prof. Stefaan Sottiaux en Karel Reybrouck blijkt, is de kern van de politieke macht in dit land nog steeds federaal[1]), durven wij de vraag te stellen: is het echt dit waar wij op dit ogenblik als klimaatbeweging al onze inspanningen op moeten richten?

Deze vraag moeten we ook ruimer opvatten dan louter de vraag of er hier geen sprake is van een vorm van tijd- en energieverspilling: is de energie die we hier dreigen in te steken niet contraproductief? We moeten durven te erkennen dat de klimaatbeweging door een deel van de bevolking, met de hulp van bepaalde politieke stromingen en media, als elitair wordt ervaren, en ja zelfs als ondemocratisch voorgesteld wordt. Als wij als klimaatbeweging dan gaan pleiten voor een “top down” opleggen van een klimaatbeleid, wars van de Vlaamse en Waalse nationale realiteiten, dreigen wij de tegenstanders van een klimaatvriendelijke systeemveranderingen, van klimaatontkenners over techno-optimisten tot ecokapitalisten, in de kaart te spelen. Met de bijzondere klimaatwet maken net de politici die altijd beweren daar boven te staan van de klimaatstrijd een “communautair spelletje”. Bovendien is een dergelijke benadering volkomen in tegenspraak met de uitdrukkelijke wens van velen om de systeemverandering te koppelen aan een verdieping van de democratie.

We zouden er als klimaatbeweging dan ook slecht aan doen om deel te nemen aan wat prof. Maddens onlangs bestempelde als “een collusie tussen de klimaatbeweging en het belgicisme”[2]. Tegelijkertijd moet het ontstaan van die collusie de Vlaamse Beweging er ook toe aanzetten in eigen boezem te kijken: door het kritiekloze aanschurken van een deel ervan bij de N-VA, ook toen deze naarmate ze verrechtste steeds meer afstand naam van het independentisme en nu ook flirt met techno-optimisten, die niet zelden inspelen op de wetenschappelijke ongeletterdheid van het publiek, en ook het in bescherming nemen van alt-rightfenomenen met het daarmee gepaard gaande klimaatnegationisme, dreigt de Vlaamse Beweging de voorsprong die zij inzake milieukwesties had[3] volledig te grabbel te hebben gegooid, net op het ogenblik dat een systematische benadering van de milieu- en de klimaatkwesties dringender dan ooit is.

Bovendien mogen we ook niet alles verwachten van een loutere, al bij al toch eerder algemene grondwetswijziging. Iedere wettekst heeft immers pas een waarde door in de praktijk te worden toegepast, en daarvoor is er een politieke wil nodig. [4] Eerder dan een soort top down klimaatbeleid te willen doorvoeren, doen we er beter aan de druk en het maatschappelijke bewustzijn in zowel Vlaanderen als Wallonië te verhogen, om te garanderen dat er zowel in Vlaanderen als Wallonië een klimaatbeleid kan worden afgedwongen (natuurlijk altijd aangepast aan de nationale en plaatselijke realiteiten).

 

Waar de klimaatwet het niet over heeft

Daarom is het noodzakelijk dat we ook durven verder te gaan dan de parlementaire politieke partijen die ons met hun klimaatwet voor hun kar willen spannen. We moeten geen geloof hechten aan economen en technologiefans die ons een paar mirakeloplossingen aanreiken waarin we toch het klimaat zouden kunnen redden maar tegelijkertijd binnen de krijtlijnen van het huidige economische systeem zouden kunnen blijven.[5] Integendeel: we moeten duidelijk beseffen dat een systeem dat gebaseerd is op het streven naar winst en waarbij de productiemiddelen in privéhanden zijn, botst met het redden van het klimaat. Zolang we de vraag niet durven te stellen “in wiens handen hoort de economie te liggen?” zullen we nergens geraken; zolang de sleutelsectoren van de economie in privéhanden blijven, kunnen we niet anders dan verwachten dat zij privébelangen dienen, zonder oog te hebben voor de belangen van de gemeenschap, laat staan voor de belangen van de planeet en ons ecosysteem. Het gaat gewoon om twee verschillende logica’s.

Alleen een openbare klimaatinvesteringsbank en publiek energiebedrijf oprichten, naast de privésector, zoals de PVDA voorstelt, zal niet volstaan. De kans is immers gering dat de openbare klimaatinvesteringsbank en openbare energiebedrijven, met hun waarschijnlijk beperkte overheidsfinanciering, opgewassen zullen zijn voor de commerciële competitie van de veel machtigere private concerns; in ieder geval zullen ze permanent onder politieke druk blijven staan vanwege de commerciële lobby’s en de logica van de kapitaalaccumulatie moeten volgen. Volgens ons moeten we de gehele energiesector, net als bijvoorbeeld de waterverdeling en de andere grote hefbomen van de economie onder democratische controle van de gemeenschap brengen – wat dan weer betekent dat je moet overgaan tot een demondialisering van je economische systeem. Geen ecologie zonder economische democratie, en geen economische democratie zonder soevereiniteit.

Een dergelijke democratisering van de economie kan ook de voorwaarden scheppen voor een klimaatrevolutie die ook daadwerkelijk sociaal is, een noodzakelijke voorwaarde om een breed gedragen klimaatbeleid te voeren. Want als er wel een zeer belangrijk iets is wat men de klimaatwet kan verwijten, dan is het wel dat de discussie wordt verschoven naar het institutionele niveau, terwijl de vraag hoe die doelstellingen moeten worden bereikt in het ongewisse worden gelaten. Met de klimaatwet probeert men het debat voor te stellen als juridisch-institutioneel en niet-ideologisch (want “de klimaatwet is geschreven door wetenschappers, niet door politici”), terwijl het eigenlijk een politiek en ideologische discussie is: wiens belangen worden er gediend, ten voordele en ten koste van wie voeren we welke maatregelen uit? Halen we het geld bij de werkende en werkzoekende bevolking, bij de gepensioneerden, door louter ‘sturende’ taksen voor de individuele verbruiker op te leggen en geld weg te halen bij het onderwijs en de gezondheidszorg, terwijl de grote klimaatcriminelen rustig hun CO2-winsten mogen blijven boeken? Het gevaar dat de politieke vertegenwoordigers en de industrie het bij een aantal misschien weinig doeltreffende maar wel dure maatregelen zullen houden die volledig op de kap van de werkende bevolking (de consument) worden afgewenteld, is reëel – denk maar aan de sluwe ‘Sign For My Future’-campagne van de industrie. In een dergelijk scenario is het niet onlogisch dat terechte protestbewegingen, bijvoorbeeld de gele hesjes die nu voornamelijk in de verfranste wereld actievoeren, door klimaatvijandige stromingen kunnen worden geïnfiltreerd.

En hoe gebeurt het op wereldschaal – blijven we vasthouden aan het ‘klimaatkolonialistische’ systeem van de handel in emissiekredieten, waarbij “onze” bedrijven (die niet in onze handen zijn) het klimaat mogen blijven ontregelen ten koste van de ontwikkelingslanden, die de zwaarste gevolgen van de klimaatontregeling ondergaan?

Niets van dit alles wordt in de voorgestelde bijzondere klimaatwet, laat staan in de voorgestelde grondwetsherziening, opgelost. Dat hoeft niet te verwonderen, wanneer je beseft dat de centrale doelstelling van de klimaatwet is om het Belgische beleid in lijn te brengen met de richtlijnen en verdragen van de Europese Unie. Dan kan je niet verwachten dat er wordt afgestapt van de dogma’s van vrijhandel, internationale concurrentie en winstbejag. Dan hoeft het ook niet te verbazen dat het principe van “sociale rechtvaardigheid” wel genoemd wordt, maar niet wordt ingevuld: dit principe zal door rechters moeten worden geïnterpreteerd, maar wel in overeenstemming met de Europese doelstellingen, en die – niet alleen die van de huidige Europese Commissie, maar de structurele bedoeling van de EU-constructie – beogen net het verminderen van de sociale bescherming, de verhoging van de concurrentie tussen Europese werkenden en werkzoekenden en de precarisering van de arbeid.

 

Welke weg vooruit?

De eerste horde van de klimaatwet – het openstellen van grondwetsartikel 7bis – is genomen. Afhankelijk van de verkiezingsresultaten in mei is het mogelijk dat de voorgestelde bijzondere klimaatwet en grondwetsherziening er komen. Als we hier als klimaatbeweging op blijven focussen, kunnen we misschien bijdragen tot winst voor de partijen die deze voorstellen uitdragen, bijvoorbeeld door deze boodschap uit te dragen tijdens de komende manifestaties. De vraag die we ons als klimaatbeweging moeten stellen is: willen wij ons inzetten voor iets wat uiteindelijk slechts een partijpolitiek doel dient? In dat geval is de kans denkbaar dat, wanneer de bijzondere klimaatwet en de grondwetsherziening er uiteindelijk komen, een gedeelte van onze beweging misschien (nutteloos) moegestreden en gedesillusioneerd zal zijn en een ander deel misschien zal denken dat “de buit” nu binnen is. Het Belgische centralisme zal wat versterkt zijn en een paar structuren rijker zijn; de sociale klimaatrevolutie zal geen stap vooruit hebben gezet. Volgens ons moeten we ons in de plaats daarvan concentreren op het eisen van een klimaatbeleid, gebaseerd op collectieve eigendom, het voorzorgsprincipe, sociale rechtvaardigheid en gelijkheid, en de gelijkheid tussen Noord en Zuid.

 

[1] http://www.standaard.be/cnt/dmf20190324_04277945

[2] “Ik zie nu bijvoorbeeld een collusie ontstaan tussen de klimaatbeweging en het belgicisme. Ik vind dat spijtig. Het is een dwaas idee dat een efficiënter klimaatbeleid zou kunnen door te herfederaliseren. De associatie tussen Vlaams en rechts is een probleem voor de Vlaamse beweging.” (Interview in De Zondag, 24 maart 2019)

[3] Het lijkt ondertussen bijna vergeten, mede “dankzij” de N-VA, dat de Volksunie al met “leefomgeving” bezig was (VU-congres van april 1969) voor er ook maar sprake was van ‘Anders Gaan Leven’, een beweging waar ook de Vlaamse Volksbeweging (VVB) in de beginjaren reclame voor maakte. “Hou de Rand Vlaams en Groen”, het verzet tegen de E10, de A24 en Rijksweg 746, het antiatoomprotest van de VU-jongeren, … of als we nog vroeger graven: de eis van werk in eigen streek, die nauw aansluit op de huidige mobiliteitsinzichten – een erfenis die zowel de N-VA als Groen, beide gaandeweg staatsbehoudend gemaakt, al te graag lijken te willen vergeten.

[4] Kijk maar naar de taalwetgeving: de taalwetgeving is als politiek feit niet onbelangrijk en de uitholling ervan, waar ook de N-VA in de regering-Michel mee verantwoordelijk voor is, is laakbaar en een stap achteruit. Maar zij is slechts in beperkte mate afdwingbaar, en de afdwingbaarheid ervan is in grote mate afhankelijk van de politieke wil om de taalwetgeving toe te passen – een wil die er in Brussel-19 niet is. Denk maar aan de stelselmatige aanwerving van Nederlandsonkundigen bij de Brusselse gemeenten en OCMW’s of het volkomen onwettige gemeenteblad van Sint-Lambrechts-Woluwe. Zelfs een “bijzondere wet” – het juridische procedé dat de voorstanders van de klimaatwet willen toepassen – biedt geen garanties: het is met eenzelfde wet dat geregeld werd dat de ontwikkelingssamenwerking geregionaliseerd moest worden. Die beslissing dateert van 2001, maar is nog steeds niet uitgevoerd bij gebrek aan uitvoeringsbesluiten. Trouwens, de kerncentrales Doel 1 en Doel 2, moesten die ook niet al vier jaar gesloten zijn?

[5] Het is kenmerkend dat Groen en Ecolo al meteen de doelstelling van een CO2-vermindering verlaagd hebben naar een vermindering van 55%, i.t.t. de door de wetenschappers voorgestelde 65%. Dit toont aan wat uiteindelijk voorrang krijgt wanneer je gelooft in een “groen kapitalisme”.