Vijf dames van gemengd Congolees-Europese afkomst, zogenaamde halfbloeden, hebben de Belgische staat aangeklaagd wegens misdaden tegen de menselijkheid. Concreet gaat het over de ontvoering, mishandeling, het scheiden van de ouders en het wegnemen van de identiteit van kinderen in Belgisch-Congo op basis van hun huidskleur. Het gaat niet om feiten die zich afspeelden in de Congo-Vrijstaat van Léopold II, maar om feiten die zich afspeelden in de jaren 1950 tot 1960 in de zogenaamde modelkolonie die Belgisch Congo na WOII geworden zou zijn. “Halfbloeden” verstoorden de koloniale orde waarin een strikt onderscheid bestond tussen de Europese blanke kolonisator en de zwarte Afrikaanse gekoloniseerde. Omdat gemengde relaties officieel verboden waren, waren deze kinderen bovendien “kinderen van de zonde” in de katholieke belevingswereld. “God schiep de blanke en de zwarte, en de duivel maakte de mulat.” Aangezien nogal wat alleenstaande mannen dienst namen in de koloniale administratie of op avontuur trokken naar Congo om op korte tijd veel geld te verdienen, werd de koloniale administratie reeds vroeg geconfronteerd met het “probleem”. Over de hele kolonie werden missieposten ingeschakeld om het “probleem” mee op te lossen. Volgens De Standaard kregen koloniale ambtenaren van hogerhand expliciet opdracht om de kinderen op te sporen en uit de dorpen van hun moeders weg te halen. Daarbij werd de drogreden gebruikt dat de kinderen, omdat ze deels van blanke afkomst waren, “een betere opvoeding” verdienden. (DS 11 oktober 2021) Volgens Michèle Hirsch, een van de advocaten van de dames, ging het “dus om een systematische segregatie politiek en geen toevalligheid, zoals de advocaten van de Belgische staat al hebben tegengeworpen.”

 

Een van de vrouwen, Simone Ngalula, getuigt: “Wij waren kinderen van Vadertje Staat en koningin Fabiola was onze meter. Vanaf de dag dat we op de missie aankwamen waren we op onszelf aangewezen. We sliepen op houten bedjes zonder matras en zonder lakens. We hadden alleen een kleine deken zoals gevangenen. We liepen blootsvoets. Schoenen en beste kleren mochten we alleen aantrekken als de administrateurs op bezoek kwamen. Het was een nachtmerrie.” [Waar ging het geld van dat zilverpapier dan wél naartoe?] Een ander slachtoffer Léa Tavares Mujinga getuigt: “Als toilet een gat in de grond, geen wc-papier. ‘s Middags liepen we allemaal naar de rivier om ons te wassen, zonder zeep. Een betere scholing dan de zwarte kinderen? Laat me niet lachen, ze stuurden ons naar de dorpsschool.” (DS, 11 oktober 2021) Dit was het beleid in Belgisch-Congo onder de ministers van koloniën André Dequae (CVP-PSC) (1950-1954), Auguste Buisseret (Parti Libéral-Liberale Partij) (1954-1958), Leon Pétillon (CVP-PSC) (1958), Maurits Van Hemelrijck (CVP-PSC) (1958-1959), August de Schryver (CVP-PSC) (1959-1960). Zij dienden onder de regering Pholien-Van Houtte (CVP-PSC), Van Acker IV (BSP-PSB-Parti Libéral-Liberale Partij), Gaston Eyskens II (CVP-PSC) en Gaston Eyskens III (CVP-PSC-Parti Libéral-Liberale Partij).

Belgicistisch links, onder leiding van de PVDA-PTB, stelt dat ze “geen deel uitmaken van het “Belgique à papa”, het België dat kinderen in de mijnen deed werken, het België van Leopold II en van de kolonisatie, van de Société Générale, van de kollaboratie en de discriminatie, van het gesjoemel en de corruptie.” (Tien stellingen voor de eenheid van ons land: Meer eenheid maakt ons sterker) Maar er is geen ander België, hoe graag men dat ook zou willen. Een België zonder de Belgische erfzonden bestaat niet. En dat België is nog springlevend.

Neem nu een vereniging als de Cercle Royal Namurois des Anciens d’Afrique (CRNAA), opgericht in 1938 en tot op de dag van vandaag actief (de laatste publicatie in het Staatsblad dateert van oktober 2020). KUL antropoloog Karel Arnaut deed onderzoek naar deze vereniging van oud-kolonialen. Hij citeert uit een betoog in het CRNAA-bulletin uit 1999 naar aanleiding van de publicatie van Adam Hochschild’s “King Leopold’s Ghost”. “La colonisation est une des émanations de l’esprit et du génie de l’Europe. […] La colonisation fait partie de notre “authenticité” européenne à tous, coloniaux ou non.[1] Een aanval op het koloniale verleden van de Belgische staat zien zij als een aanval op het Belgische koninkrijk en zijn instellingen. Prof. Arnaut schrijft daarover: “The former colonials of Namur perceive themselves, their values and their activities as residual, as remnants of a lost world, in a “federalized” Belgium. The contemporary world which they imagine and which they stand up for involves a postcolonial relationship “metropolis/colony”. This is a bi-national zone that that consists of “Belgium” and “Belgium’s Africa” that share the parallel predicament of falling apart – “Belgium” through regionalization and “Belgium’s Africa” through violence and mismanagement.”[2]  (“Belgian memories, African objects: colonial recollections at the Musée africain in Namur” in Ateliers d’Anthropologie, n° 23 (2001)) In hun geschriften vallen zij de ondermijners van het Belgische vaderland, de bezoedelaars van het glorieuze Belgische koloniale verleden en de tegenstanders van het Belgische vorstenhuis aan. Niet anno 1960 maar anno nu.

Deze oud-kolonialen staan helemaal niet alleen. In 2019 verscheen nog een uitgebreide “studie” van dezelfde tendens, weliswaar wat minder uitgesproken: “Le Congo au temps des belges, l’histoire manipulée, les contrevérités réfutées. 1885-1960”, vertaald als “Congo in de tijd van de Belgen, een verstorende werkelijkheid, één die de heersende opvattingen ontwricht, balans en resultaten 1885-1960.” Eén van de auteurs van dit werk, Pierre Vercauteren, is ook de auteur van het werkje “Léopold II, un roi injustement décrié” (Leopold II, een onterecht belasterde koning) uitgegeven in 2004 door de groep “Mémoires du Congo”.[3] Ook deze groep houdt er een levendige activiteitenkalender op na. In hun “geschiedschrijving” werden zij voorafgegaan door de invloedrijke ULB-professor Jean Stengers, met monumentale werken als “Histoire du sentiment national en Belgique des origines à 1918”, “De koningen der Belgen, Van Leopold I tot Albert II” en “Congo, Mythes et réalités” waarin hij zich toont als belgicistisch geschiedenisvervalser, royalist en goedprater van het Belgische kolonialisme.

En zo komen we  van een intellectuele pijler van België bij een economisch politieke pijler: Etienne Davignon. Diplomaat in het dekoloniserende Belgisch Congo, ambtenaar op het Belgische Ministerie van Buitenlandse Zaken, vicevoorzitter van de Europese Commissie voor België, voorzitter van de Société générale de Belgique, lid van de raad van beheer van Tractebel, Gaz de France Suez en een oneindig aantal andere bedrijven tot grootaandeelhouder van de voetbalclub Anderlecht en voorzitter van Bozar. Ook Bozar wordt ingeschakeld om het Belgische beeld, of beter gezegd het belgicistisch-royalistisch-kolonialistische beeld van Belgisch-Congo intact te houden. Cfr. :   https://www.youtube.com/watch?v=L_lgJei-Zn0&feature=youtu.be . Etienne Davignon zei in 2018 nog dat hij in verband met Belgisch-Congo maar één zaak betreurt, namelijk de manier waarop over de onafhankelijkheid werd onderhandeld. Voor de rest ziet hij slechts positieve aspecten: Leopold II schafte de slavernij af, Belgische bedrijven brachten vooruitgang en ontwikkeling, koloniale ambtenaren en missionarissen brachten beschaving.

Bozar is lang niet de enige Belgische culturele instelling die het belgicistisch-royalistisch-kolonialistische beeld van Belgisch-Congo intact houdt. Tot zeer recent was dit ook het geval met het koloniaal museum in Tervuren (AfrikaMuseum). Het blijft nog steeds het geval met het Koninklijk Mueum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis, met de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis en een reeks kleinere instellingen.

Over tien jaar zullen de laatste Belgische kolonialen bijna allemaal zijn gestorven, maar hun erfenis is in veilige handen bij organisaties als de Union Royale Belgo-Africaine en de Cercle Royal Africain et de l’Outre-Mer. Deze verenigingen hebben nog zeer recent, op 9 september 2021, naar aanleiding van de tentoonstelling “100 x Congo, Een eeuw Congolese kunst in Antwerpen” een open brief geschreven aan het Museum aan de Stroom waarin ze “hun ongenoegen uitspreken over de beschuldigende en “dekoloniale” tendens ten opzichte van Belgen en Europeanen waarin de tentoonstelling gekleurd is. Zij wijzen met name op de verspreiding van de tekst “Discours sur le colonialisme” van de schrijver Aimé Césaire die zonder enige nuancering de kolonisatie vergelijkt met het nazisme.[4] Leuk gezelschap voor de PVDA moet er toch anders uit zien, dachten we...

 

[1] “De kolonisatie is een van de uitingen van de geest en het vernuft van Europa. […]  De kolonisatie maakt deel uit van onze gedeelde Europese “authenticiteit” van kolonialen zowel als niet-kolonialen.”

[2] “De oud-kolonialen van Namen zien zichzelf, hun waarden en hun activiteiten als overblijfsels, als restanten van een verloren wereld in een “gefederaliseerd” België. De hedendaagse wereld die zij zich verbeelden en waarvoor ze opkomen omvat een postkoloniale relatie “metropool/kolonie”. Dit is een binationale zone die bestaat uit “België” en “Belgiës Afrika”, die een parallelle toestand delen van uiteen te vallen – “België” door de regionalisering en “Belgiës Afrika” door geweld en het wanbeheer.”

[3] https://www.memoiresducongo.be/wp-content/uploads/2018/01/Leo2-Vercauteren.pdf

[4] https://www.memoiresducongo.be/nl/persbericht/