De stichter van “Werkgroep Arbeid” is niet meer…


Paul Vancaeneghem, “Pol” voor de vrienden werd op 29 oktober 1938 geboren in een zeer welstellend katholiek gezin van een textielfabrikant in Ronse. Vader Vancaeneghem was uitgesproken Vlaamsgezind in het Ronse van voor WOII op de taalgrens met een sterk verfranste sociale bovenlaag. Hij was bestuurslid van de Kristen Volksbond, een Vlaams katholiek cultuurhuis dat onder meer onderdak bood aan het eveneens Vlaams-katholieke theatergezelschap “Theater voor Taal en Volk”. Een van de drijvende krachten achter dat gezelschap was Alfred Vindevogel die tot 1941 voorzitter zou blijven. Oorspronkelijk was dat gezelschap opgericht onder de naam “Theater voor Taal en Kunst” maar reeds in 1912 werd de naam gewijzigd “omdat de werkerszaak hen nauw aan ‘t herte lag”. Er was dus een sterke christelijk-sociale dimensie verbonden aan de Kristen Volksbond die aansloot bij de antisocialistische actie van de door de Katholieke Kerk gepatroneerde en herstichte christendemocratie. In de jaren ‘30 voerde het theatergezelschap onder meer toneelstukken op die geschreven waren door de in 1912 eveneens in Ronse geboren Valère Depauw. Ook Valère Depauw werd geboren in het gezin van een textielfabrikant, maar dat gezin behoorde tot het katholiek-liberale franskiljonse milieu in Ronse. Valère Depauw werd in 1928 actief in de studiekring van de Kristen Volksbond. Een van de mensen die daar Nederlands onderwijs gaven was de latere oorlogsburgemeester Leo Vindevogel. Leo Vindevogel werd in 1925 verkozen tot volksvertegenwoordiger voor de Katholieke Partij maar brak in 1926 reeds met deze partij wegens conflicten met zijn franskiljonse conservatieve partijgenoten en stichtte zijn eigen Katholieke Vlaamse Volkspartij. Daarvoor zou hij volksvertegenwoordiger blijven tot het einde van WOII. Alfred Vindevogel, Valère Depauw, Leo Vindevogel, ze waren allemaal vriend aan huis bij vader Vancaeneghem. De terdoodveroordeling van Leo Vindevogel op 30 april 1945 door het Krijgshof te Gent en de executie van Vindevogel op 25 september 1945 in de Nieuwe Wandeling te Gent hebben ongetwijfeld een diepe indruk gemaakt op de toen bijna zeven jaar oude Pol.

Plancquaert 018M

(foto: Dirk De Haes)

 

Op jonge leeftijd werd Pol begin de jaren 50 lid van het Algemeen Diets Jeugdverbond onder leiding van Staf Vermeire. Het ADJV zag zichzelf als een voortzetting van de tradities van de blauwvoeterij, het Algemeen Katholiek Vlaams Studentenverbond (AKVS) en van de Dietse dissidentie van de Dietsche Blauwvoetvendels en Meisjesscharen tijdens de nazi-bezetting. Deze dissidentie had zich verzet tegen de verwaarlozing van het Groot-Nederlandse streven door de leiding van de Nationaal-Socialistische Jeugd Vlaanderen (NSJV), de jeugdbeweging van het collaborerende Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV). In het ADJV werd de nadruk gelegd op het Groot-Nederlandse streven, het uitdragen van een christelijke geloofsbeleving, onafhankelijkheid van partijpolitiek (wat het hoe langer hoe meer in moeilijkheden bracht met de oprichting en groei van de Volksunie sedert 1954) en kerkelijke overheden. Willem van Oranje en Verdinaso-leider Joris Van Severen werden er als “vaders des vaderland” gekoesterd, om niet te zeggen verheerlijkt. Pol maakte in het ADJV na enkele jaren deel uit van de tweede generatie jeugdleiders, samen met Maurits Cailliau en Rik Nauwelaerts. Het ADJV speelde een centrale rol bij de organisatie van de Rodenbachmalen (Gent 1951, Meise-Brussel 1953, Wakken 1955, Brasschaat 1956) en verscheen op diverse IJzerbedevaarten en Vlaams Nationale Zangfeesten. In 1961 hield het ADJV op te bestaan en het jaar daarop werd door enkele hoge kaderleden waaronder Pol Vancaeneghem een doorstart geprobeerd onder de naam Algemeen Diets Jongerenverbond (ADJoV). Er werd gemikt op het geven van kadervorming aan het succesvollere Vlaams Nationaal Jeugdverbond (VNJ) dat niet afkerig was van partijpolitieke hand-en-spandiensten aan de VU.

In 1964 trok het ADJoV voor het eerst op werkkamp naar Bretagne. Maar na enkele jaren deemsterde het ADJoV weg bij gebrek aan ledenaangroei. De werkkampen werden voortgezet door de jongerenwerking van Were Di. In 1964 werd het Verbond Van Nederlandse Werkgemeenschappen Were Di opgericht door de oud-oostfrontstrijder Bert Van Boghout en leden van het Willem van Oranje-vendel van het in 1956 van het ADJV afgescheurde Verbond van Blauwvoetvendels (VBV). Pol werd er in 1967 onder het voorzitterschap van Karel Dillen leider van de jongerenwerking. In dat kader organiseerde hij verder werkkampen naar onder meer Bretagne. Evenals in Vlaanderen hadden radicale Bretoense nationalisten zich verbrand aan de collaboratie met nazi-Duitsland. Zoals katholiek nationalistisch Vlaanderen zijn priester-martelaren van de repressie had in de vorm van Jean Marie Gantois en Cyriel Verschaeve had katholiek nationalistisch Bretagne zijn priester-martelaar in de persoon van Yann Vari Perrot, op 12 december 1943 in Skrigneg (Scrignac) doodgeschoten door het communistische verzet. De werkkampen gingen door in het domein van Menez Kamm (Gourin/Spezet) in de Zwarte Bergen op de grens van Mor-Bihan en Penn-ar-Bed (Finistère). Sedert 1961 was het domein door de eigenares voor het beheer toevertrouwd aan het Bretoense culturele vereniging Kedevrigeh vreizhat a Sevenadurezh, die geleid werd door de Bretoense priester-dichter Louis Le Floc’h die bijgestaan werd door de Bretoense cultuuractivist Per Denez. In de tweede helft van de jaren 60 organiseerde Per Denez uitwisselingen met nationalistische jongeren uit Bretagne, Vlaanderen, Ierland, Baskenland. Om het in afkortingen uit te drukken: FLB, Were Di, IRA en ETA kwamen daar op zomerkamp. Daar ontstond bij Pol een nieuw nationaal bewustzijn. En niet alleen bij Pol, jonge mensen die hij meenam, zoals Johan Velghe, Jos Debrabandere en Sien Dewulf, ontdekten er andere dimensies van de nationale bevrijdingsgedachte en -strijd. Waar begin de jaren 60 de Organisation de l’armée secrète (OAS), die streed voor het behoud van Algerije als Frans overzees territorium, opgehemeld werd, werd nu het Front de libération de Bretagne  (FLB) als voorbeeld gesteld. Dat botste natuurlijk met de visies van de reactionairste elementen in Were Di, te beginnen met Roeland Raes en Karel Dillen van de oudere generatie tot Francis Van den Eynde en Luc Vermeulen van de jongere generatie.

Dat deed Pol het besluit nemen om een nieuwe organisatie op te richten. Er werden in 1972 vele tientallen brieven verstuurd naar potentiële geïnteresseerden die zich vooral bevonden in de rangen van het VNJ. Eén van de eersten die erop ingingen was de jonge Joost Vandommele. (Joost had Pol voor het eerst gezien op een hongerstaking voor amnestie die Were Di in 1969 georganiseerd had en was danig onder de indruk. Joost nam als 13-jarige al deel aan een werkkamp in Menez Kamm, toen de werkkampen al door Were Di-jongeren georganiseerd werd.) Ondertussen waren de werkkampen van de Were Di-jongeren niet alleen meer in Bretagne doorgegaan maar vonden er ook werkkampen in de zes bezette graafschappen van Ierland plaats. Meer dan waar ook in Europa was het in de republikeinse katholieke getto’s van “Noord-Ierland” duidelijk dat nationale strijd ook en vaak in de eerste plaats een sociale strijd was en moest zijn. Pol ontmoette er de sociaal bewogen priester Desmond Wilson, die in het Republikeinse getto Andersonstown in West Belfast niet alleen zijn parochianen bijstond in hun verzet tegen het Noord-Ierse Britse apartheidsstelsel maar ook nog eens probeerde te bemiddelen tussen het Official IRA en het Provisional IRA. Het bracht Pol het inzicht bij dat een nationale beweging opgebouwd moet worden van onderuit.  Toen er voldoende jonge mensen gevonden waren werd uiteindelijk in 1972 aan een tafel in Vlaams Huis De Roeland te Gent de Werkgroep Arbeid opgericht door Pol Vancaeneghem, wijlen Jos De Brabandere en Johan Velghe.

De naam was ontleend aan de onder WOII bestaande “Vrijwillige Arbeidsdienst voor Vlaanderen” (VAVV).  We weten niet of dit bedoeld was als een provocatie tegen Were Di. Er werd begonnen met buurtwerk, onder meer de aanleg van een speelpleintje in het Prinsenhof te Gent, dat toen een wijk was die bewoond werd door mensen in kansarmoede, marginalen, prostituees, etc. Terzelfdertijd werd gezocht om aansluiting te krijgen bij de bredere linkse beweging in Vlaanderen waarvan zeker in die jaren een flink deel open stond voor de eisen van de Vlaamse Beweging, zoals het tijdschrift Links en de in 1971 in Vlaanderen opgerichte trotskistische Revolutionaire Arbeiders Liga (RAL). Op de VVB-betoging van 15 oktober 1972 maakten leden van de Werkgroep Arbeid kennis met De Witte Kaproenen, een groep actief in het Antwerpse actief rond de communistische militant Fons Wolfs en dr. Jorden Bockaert. Deze werkgroep had in 1969 “Het kolonialisme in Vlaanderen” gepubliceerd. De Werkgroep was voorstander van een tweeledig federalisme met socialistische structuren. "Vlaamse strijd is klassenstrijd" en "zonder socialisme géén nationale bevrijding en zonder nationale bevrijding géén socialisme" was de essentie van hun ideeëngoed. Vanaf deze ontmoeting werden gezamenlijk nog drie publicaties uitgegeven: in 1973 de heruitgave van “Vlaamse strijd socialistisch”, in 1974 “Multinationals in Vlaanderen” en in 1975 “Het Brussels separatisme”. Deze laatste publicatie is meer dan ooit actueel, zonder dat ook de andere hun waarde verloren hebben. De Werkgroep Arbeid richtte zich op studenten en er kwamen naast Gent kernen in Kortrijk en Leuven. Er werd naast het algemeen tijdschrift “De Wesp”, dat zich op het gebeuren in Vlaanderen richtte, een tijdschrift opgestart dat zich specialiseerde in het wel en wee van andere nationale (bevrijdings-)bewegingen onder de naam “Meervoud”. Daarin werd niet alleen bericht over de meer klassieke gevallen maar evengoed over de strijd van bv. de inheemse volken in Noord-Amerika of de Zuid-Molukkers. In de strijd tegen het Egmondpact schreef de Werkgroep Arbeid zich in in het Komitee voor een Democratisch Federalisme (KDF). De acties van de Werkgroep Arbeid waren offensief. Zo ging “Arbeid” op de IJzerbedevaart van 30 juli 1974 pamfletten uitdelen tegen het zingen van Die Stem van Suid Afrika op de plechtigheid. Dit werd manu militare verhindert door VMO- en Were Di-militanten met verschillende gewonden aan de zijde van Arbeid tot gevolg, waaronder Pol. Eind de jaren ‘70 werd het moeilijk om een nieuwe generatie jonge activisten te mobiliseren voor Arbeid. Er ontstonden ook discussies en ruzies over de te varen koers. Een in Brussel opgerichte kern pleitte voor onafhankelijkheid en een duidelijke Vlaams-republikeinse stellingname. Anderen wilden meer de nadruk leggen op klassieke sociale actie. Uiteindelijk kristalliseerden zich twee groepen rond internationale solidariteitswerking: Anai Artea Vlaanderen rond solidariteit met de Baskische strijd en het Ierland Komitee Vlaanderen. Deze zouden tot eind de jaren 80, begin de jaren 90 blijven bestaan. Maar toen had Pol reeds afgehaakt als actief betrokkene. We kunnen ons moeilijk van de indruk ontdoen dat er een zekere ontgoocheling bij hem opgetreden was. Hij ging zich in zijn vrije tijd zeer sterk toespitsen op vrijwilligerswerk bij pingpongclubs in Gent waarin vaak leerlingen en oud-leerlingen van hem actief waren.

Pol was regent geschiedenis en werd op handen gedragen door zijn leerlingen. Hij was een begenadigd spreker en begenadigd lesgever, ondanks de kritiek van onderwijsinspecteurs die vonden dat hij te ver afweek van het curriculum en zijn leerlingen een te grote vrijheid genoten. Met jongeren werken, hetzij in jeugdbewegingen, hetzij in een onderwijscontext, hetzij in een buitenschoolse sportcontext, was datgene waar Pol zich het best bij voelde. Toen hij reeds enkele jaren op pensioen was schakelde hij zich in in het geven van lessen Nederlands voor nieuwe Vlamingen. Voordien was hij in 1992 initiatiefnemer geweest voor de oprichting van het Bobby Sands Fonds dat de bedoeling had geld in te zamelen voor het ondersteunen van Gaelic scholen in de zes graafschappen en het promoten van uitwisselingen tussen Gaelic scholen en scholen in Vlaanderen. In de jaren 2000 leverde hij nog kopij voor Vlaamse Hoop, een satirische publicatie uitgegeven door “De Kring der hardwerkende en minder hard werkende Vlamingen”. In de aanloop naar de activiteitenreeks voor ‘Daens 175’ in 2014 schreef hij een reeks columns voor de periodiek ‘Daens Vandaag’.

 Pol stond zijn hele leven sceptisch tegenover de mogelijkheden van politieke partijen om echte verandering in de zin van nationale en sociale bevrijding te realiseren, iets wat hij wellicht uit het ADJV meegenomen had. In de jaren 70 is hij eenmalig kandidaat geweest op een RAL-lijst, in de jaren 80 was hij niet-actief lid van de VU. Vanaf 2001 heeft hij zich – zonder zich veel illusies te maken overigens – een aantal jaren ingezet om de N-VA in Gent als exponent van het democratisch Vlaams nationalisme op de kaart te zetten. Maar zijn enthousiasme nam af in de mate dat het conservatisme en liberalisme van de N-VA toenam. Toch bleef Pol een eeuwige optimist. Met veel interesse volgde hij het reilen en zijlen van initiatieven als het Vlaams Progressief Alternatief, de heropstart van Meervoud in 1992, de Sociaal Flamingantische Landdagen en niet in het minst de activiteiten van V-SB, die in de directe lijn liggen van de Werkgroep Arbeid en de Witte Kaproenen. We zijn en blijven Pol dankbaar voor zijn initiatief tot oprichting van de Werkgroep Arbeid, zijn inzichten, zijn moed om vaak tegen de sterke stroming in te gaan. Voor de weg die hij ons gewezen heeft. Pol, we zullen niet versagen, onze strijd gaat verder...