"Vicepremier en Minister van Buitenlandse Zaken Steven Vanackere veroordeelt met klem de recente aanvallen door de terroristische organisatie PKK die het leven hebben gekost aan talrijke militairen, politieagenten, maar eveneens Turkse burgers. België drukt zijn volledige solidariteit en sympathie uit jegens de Turkse autoriteiten, evenals jegens de getroffen families. België steunt Turkije in zijn strijd tegen het terrorisme. Het steunt eveneens de Turkse autoriteiten in hun inspanningen om een politieke oplossing te vinden voor het Koerdische vraagstuk."
Aldus melden verschillende federale instanties op 19 oktober ll. Het valt te betreuren dat dhr. Vanackere, alvorens een dergelijke ongenuanceerde mening te vellen en de Koerden per definitie als terroristen te bestempelen, zich eerst geen duidelijker beeld vormt van de situatie.
Eind februari 2011 heeft de PKK (Arbeiderspartij van Koerdistan) het eenzijdige staakt-het-vuren dat zij in augustus 2010 afkondigde opgezegd aangezien zij van oordeel was dat de Turkse regeringspartij AKP (Partij voor Gerechtigheid en Ontwikkeling) van premier Erdogan niet van plan was om constructief mee te werken aan een democratische oplossing voor het Turks- Koerdische conflict: zo weigerde de AKP o.m. in te gaan op een stopzetting van de militaire operaties tegen de PKK, de vraag om de gevangen genomen PKK-leider Abdullah Ocalan bij de vredesonderhandelingen te betrekken en de afschaffing van de kiesdrempel van 10%, wat het voor Koerdische partijen reeds jarenlang onmogelijk maakt om als partij succesvol op te komen tijdens verkiezingen. Legitieme verzuchtingen die een sterk kemalistische en nationalistische staat als Turkije niet wenst in te willigen.
Na de opzegging van het staakt-het-vuren wordt het geweld in mei 2011 opnieuw ingeluid door een aanval van het Turkse leger op twee stellingen van de PKK waarbij 19 rebellen gedood werden. In augustus doodde de PKK op haar beurt 8 Turkse militairen en een Koerdische dorpswachter, in dienst van de Turkse staat. Het Turkse leger vraagt op haar beurt om vergelding en bestookt dagenlang meer dan honderd doelen in het noorden van Irak met luchtaanvallen, waarbij zowel PKK-strijders als talloze Zuid-Koerdische burgers in Irak gedood worden. Inmiddels werd bewezen dat het Turkse leger bij een aanval tussen 22 en 24 oktober ll. gebruik maakte van chemische wapens. De PKK nam wraak met een grootschalige aanval op Turkse militaire posten waarbij 21 Turkse soldaten gedood werden, een zware klap voor het Turkse leger.
De jacht op pro-Koerdische partijen
Na de verkiezingsoverwinning van de AKP in 2007 toonde premier Erdogan zich voorstander van meer gelijke rechten onder de Turkse staatsburgers, wat leidde tot de 'democratische opening' van de Turkse regering in 2009 die het startschot moest vormen voor een groot publiek debat over de Koerdische kwestie. Eind dat jaar bleef er van dit goede voornemen niet veel meer overeind. Het Turkse grondwettelijk Hof had nl. een verbod uitgesproken tegen de Koerdische DTP (Partij voor een Democratische Samenleving) en verschillende lokale mandatarissen en partijleden werden gearresteerd. Daarnaast kregen tientallen parlementsleden en partijleden het verbod om de komende vijf jaar actief te zijn in een politieke beweging. De jacht op de pro-Koerdische politieke klasse kon beginnen onder het mom van vermeende banden met de PKK en het organiseren van activiteiten die ingaan tegen de belangen van de Turkse staat, twee argumenten die men met een zekere interpretatie aan de overgrote meerderheid van de Koerden ten laste kan leggen (te vergelijken met de jacht van de Spaanse staat op Baskische partijen en sympathisanten).
Na de DTP ging bij de verkiezingen in juni een groot deel van de Koerdische stemmen over naar kandidaten die steun ontvingen van de BDP (Partij voor Vrede en Democratie), die door de kiesdrempel van 10% genoodzaakt waren om onafhankelijk op te komen in plaats van gezamenlijk op een partijlijst te staan. Ook hier arresteerden de Turkse autoriteiten verschillende BDP-parlementsleden omwille van vermeende banden met de PKK via hun contacten met de KCK (Unie van Gemeenschappen van Koerdistan, met PKK-commandant Murat Karayilan als voorzitter), een overkoepelende Koerdische organisatie. Zij waren lang niet de enigen: zo begon er in oktober 2010 een massaproces tegen 152 Koerdische politici, waaronder een groot aantal (ex-)leden van de DTP en de BDP, o.m. opgepakt omwille van hun vermeende contacten met de KCK, lidmaatschap van en hulp aan een terroristische organisatie en het in gevaar brengen van de territoriale eenheid van de Turkse staat. De vorderingen lopen van levenslag tot 15 a 36,5 jaar gevangenisstraf. Het volledige dossier beslaat rond de 132.000 bladzijden en is nog steeds niet afgerond.
Niet enkel politici lopen gevaar om gearresteerd te worden omwille van hun Koerdische sympathieen. Ook Muharrem Erbay, vicevoorzitter van de Turkse mensenrechtenorganisatie (IHD), zit sinds december 2009 in de gevangenis omwille van dezelfde redenen. Net als voor de politici is de bewijslast slechts karig. Zo wordt er o.m. regelmatig gebruik gemaakt van 'geheime getuigenissen' van personen die anoniem wensen te blijven. Bovendien zou Muharrem Erbay, door het opkomen voor mensenrechten in Koerdistan, indirect de doelstellingen van de PKK promoten.
Het is duidelijk dat de Turkse staat met dergelijke acties niet enkel de gewapende rebellen van de PKK wil treffen, maar de volledige pro-Koerdische politieke klasse en al wie zich op een vreedzame manier inzet voor de Koerdische ontvoogding in Turkije. Niemand die Koerdische sympathieen heeft, is nog veilig in het extreem nationalistische en kemalistische Turkije. Premier Erdogan mag dan wel de indruk geven dat zijn regering naar een democratische oplossing voor het Turks-Koerdische conflict streeft, zijn acties tonen aan dat de wil er niet is en dat de assimilering van de Koerdische minderheid in zijn staat (net als andere minderheden trouwens) onverminderd moeten doorgaan. Het zou dhr. Vanackere sieren mocht hij zich meer verdiepen in het complexe probleem alvorens het per definitie als terroristisch te bestempelen.