Op 12 januari vierde het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn twintigste verjaardag. Een heuglijke gebeurtenis? In de huidige Brusselse structuur blijft efficiënt bestuur tot op vandaag immers een verre droom.
Het hoofdstedelijk gewest, dat iets meer dan een miljoen inwoners telt, wordt reeds twintig jaar lang door negentien gemeenten bestuurd, met elk eigen bevoegdheden op lokaal niveau, een college van burgemeester en schepenen, een gemeenteraad en een OCMW. Elke gemeente is intussen uitgegroeid tot een baronie voor de plaatselijke politici, verankerd aan hun comfortabele zetel binnen de gemeente en vaak nog binnen het Brussels Parlement. Vergeten we ook niet dat vier van de zes parlementen in België bevoegdheden in Brussel hebben.
Hierdoor is het geen toeval dat de grootstedelijke ongemakken zich maar blijven opstapelen en dat het BHG er niet in slaagt een coherent grootstedelijk beleid uit te stippelen.
Willen we tot een doelgerichte aanpak en structurele oplossingen voor de bevolking en de pendelaars komen, dan moeten we inzien dat Brussel-19 in zijn huidige structuur onbestuurbaar en gewoonweg niet levensvatbaar is.
Intussen neemt de armoede in de hoofdstad schrijnende vormen aan en neemt de kloof tussen de kwetsbare groepen van de bevolking en de bemiddelde inwoners almaar toe. De werkloosheid in het BHG ligt dubbel zo hoog als het Belgische gemiddelde met meer dan 1/3 van de jongvolwassenen (18-25 jaar) werkloos, waardoor de Brusselaar momenteel een kans van 1/3 heeft om in de armoede te belanden.
Steeds meer hogere en middeninkomens zien al gauw de kans om de hoofdstedelijke ongemakken te ontvluchten waardoor na verloop van tijd enkel nog grotendeels de sociaal lagere klassen zullen overblijven, met alle economische en sociale gevolgen van dien.
En dan hebben we het nog niet gehad over het nijpend tekort aan sociale (en betaalbare) woningen, de toenemende verloedering, het gebrek aan een rationele verkeerspolitiek, het lijstje is veel te lang…
Voor de Vlaams-Socialistische Beweging (V-SB) blijft een fusie van het BHG met het Vlaams Gewest de enige échte oplossing om de vele problemen gecoördineerd aan te pakken en om te komen tot een coherent beleid met één bevoegde overheid.
Daarbij mag men niet aarzelen om aan de heilige huisjes die de huidige negentien afzonderlijke gemeentelijke baronieën tegenwoordig zijn te raken: deze staan los van de stedelijke realiteit en dienen enkel om de positie van de plaatselijke Franstalige partijpolitieke elite te verzekeren. Het Vlaamse hoofdstedelijke gebied verdient ook op het gemeentelijke niveau de mogelijkheid te krijgen een coherent beleid te voeren, wat deconcentratie en vormen van lokaal zelfbestuur niet per definitie uitsluit.
Het kan ook niet langer dat elke gemeente een eigen OCMW heeft. Het BHG heeft meer dan ooit nood aan één enkel OCMW, dat weliswaar perfect gedeconcentreerd maar gecoördineerd de armoede mee kan helpen aanpakken.
Hierbij mag echter niet uit het oog verloren dat een dergelijke fusie niets oplevert zolang de kern van het probleem niet aangepakt wordt, namelijk de scheiding tussen Brussel en z’n economische achtertuin.
Brussel en de rest van Vlaanderen moeten beseffen dat ze elkaar nodig hebben en samen één grote economische ruit en belangengemeenschap vormen. Vlaanderen moet de troeven van Brussel ten volle kunnen benutten en Brussel moet op de rest van Vlaanderen kunnen rekenen om de socio-economische problemen helpen tegen te gaan.
De steeds groter wordende groep Brusselaars die aangewezen zijn op het Vlaamse hinterland aangezien ze binnen de grenzen van hun gewest geen werk kunnen vinden, is een geschenk voor de Vlaamse rand met een tekort aan arbeidskrachten. Daarom is het ook zonde dat de Brusselse overheden de rol van het Nederlands in de hoofdstad als minderwaardig blijven beschouwen en weigeren haar bevolking hierin ernstige opleidingskansen en opleidingsstimuli aan te bieden.
Neen, twintig jaar na dato is er geen enkele rede om te vieren…