1920, het jaar van Coppieters’ klaproos, was een scharnierjaar voor zowel de Vlaamse als de arbeidersbeweging: het belgicisme dacht met de overwinning in de Groote Oorlog voorgoed te hebben afgerekend met de Vlaamse Beweging. Restte nog: de immer geminoriseerde Vlaamsgezinden binnen de drie grote Belgische  kleurpartijen. De sociaal-democratie was zonet met glans geslaagd in het eindexamen betreffende betrouwbaarheid  als partner in het kapitalisme. Meer nog: de arbeidersbeweging was een vierde volwaardige pijler van het regime geworden. De traditionele grote drie van het Belgische regime: Koning, Kerk en Kapitaal, nu gesteund door de mainstream van de arbeidersbeweging, dachten ontgecontesteerd een nieuwe ‘Belle époque’ aan te vatten.

Toch was er veel veranderd: activisten, waaronder niet in het minst de jonge linkse flaminganten Herman Vos, Jef van Extergem, Antoon Jacob, Marten Rudelsheim, gevangen of in ballingschap, werden cultfiguren en oefenden stilaan een magische aantrekkingskracht uit op de jongere generatie. Frontsoldaten, die het overleefd hadden, moest men niets meer wijsmaken en weigerden in het vooroorlogse gareel te stappen, alsof er niets gebeurd was. In Rusland was de revolutie nog niet ten gronde ontspoord. Communisten hadden nog het aura van de maagdelijkheid. Bovendien was men nog niet vergeten dat de sociaal-democraten in 1914 overal de oorlogskredieten meegestemd hadden. Het anti-burgerlijk denken had zich in Vlaanderen door het tijdelijke machtsvacuüm (afwezigheid van de B regring etc.) sterk kunnen ontwikkelen. Van Ostaijen, Burssens, Moens, Seuphor-Berckelaers, Masereel, Brunclair, Mussche, Joostens, de broers Jespers en Cantré, Richard en Joris Minne, Van den Berghe en vele anderen haddenn met hun kunst de volledige ontvoogding bereikt. Opstanding, ontwaking, ruimte, internationalisme, waarheid, Clarté, Lumière, een nieuwe rechtvaardige wereldorde met ‘de militaristen in de hoek’, worden vooropgesteld. Dit alles viel écht niet meer terug te draaien…

In deze contekst wordt 11 juli gevierd. Het Antwerpse stadsbestuur van oud-liberaal franskiljonse strekking verbiedt de viering op Antwerps grondgebied omdat het succes van de viering van het Vlaamse Front het jaar voordien een doorn in het oog was. Er wordt opgeroepen om zich dan maar in Borgerhout te verzamelen. Als  de viering,  met zo’n 30.000 manifestanten, zich ontbindt, staat het in de sterren geschreven dat het onweer zich wel érgens zal ontladen. Via kleinere toegangswegen dringen groepen manifestanten de stad binnen om deze Grote Markt te bereiken. Omdat burgemeester De Vos zich ziek voelde, was eerste schepen Louis Strauss in bevel. Die gaf de politie bevel alle ontplooide vlaggen in beslag te nemen. Om de nieuwe vlag van de Antwerpse Frontwacht werd verbeten slag geleverd. Een 50-jarige inspecteur loste van op 4 meter een lukraak revolverschot in de joelende menigte. Herman van de Reeck bleef dodelijk gewond liggen. Huysmans zou stellen: ‘de reactie in Antwerpen heeft een kind vermoord!’

 

De 19-jarige Herman was zowat het prototype van de nieuwe generatie, gevormd door zowat alle elementen die ik zonet opsomde. Deze oud-leerling van Borms en De Mont aan het Antwerpse atheneum was ‘niet alleen de de radikaalste der Antwerpse Vlaamsgezinden (anti-Belgisch dus JV), de hevigste der Frontpartij maar ook lid van Clarté en de communistische partij en was samen met Pijnenburg verantwoordelijk voor het extreem-activistische tijdschrift ‘Staatsgevaarlik’’; hij zou zich ingeschreven hebben in het derde academiejaar 1918-1919 van de vervlaamste zgn. Bissinguniversiteit in Gent en thans, wegens de gewijzigde omstandigheden, aan de ULB. Als scholier was hij al bij het activisme betrokken maar zijn jeugdige leeftijd deed hem aan de anti-activistenrepressie ontsnappen. Een kogel was van opzij, door de linkerbovenarm via de linkerlong in de rechterlong geraakt. Herman werd in het politiebureau onder het stadhuis gedragen waar hij drie kwartier bleef liggen vooraleer naar het Elisabethziekenhuis te worden afgevoerd waar hij op 13 juli zou overlijden. Uiteraard beweerden de verantwoordelijken dat zij handelden uit wettige zelfverdediging en dat Herman de politie eerst zou toegetakeld hebben met zijn wandelstok… Men probeerde hem op zijn sterfbed nog een handtekening onder een schuldbekentenis te forceren. Een onderzoek, gevraagd door zowat alle Vlaamsgezinde politici, wees uit dat deze thesis echter totaal verzonnen was… Op 10 september zou ook Van den Reecks mentor van in de tijd van het activisme, Marten Rudelsheim, bij gebrek aan gezondheidszorgen bezwijken in de gevangenis van de Begijnenstraat. Met de gemeenteraadsverkiezing van 1921 werden de franskiljons van het Antwerpse stadhuis weggestemd en kwam het democratisch en Vlaams-minimalistische duo Huysmans – Van Cauwelaert aan het bestuur. Geen tien jaar later zou ‘de grote dulder’ August Borms door heel democratisch Antwerpen met meer dan 83.000 stemmen uit de gevangenis tot volksvertegenwoordiger gekozen worden (omdat hij geen burgerrechten had kon hij niet zetelen)! Hoeft het gezegd dat de begrafenis van Van den Reeck op 17 juli uitgroeide tot een revolutionair geladen massamanifestatie van democratisch flamingantisme. Voor zijn grafmonument werd 25.000 frank bijeen gehaald…  De martelaar voor Vlaanderen werd vereeuwigd in gedichten van Brunclair, Burssens, De Clercq, Gijsen, Moens, Pijnenburg en Van Ostaijen. Zoals mijn vader, geboortig uit 1921, werden talloze Vlaamse kinderen Herman naar Van de Reeck genoemd…

Vrienden, men verwijt ons vandaag ons in onze historische Vlaamse slachtofferrol te blijven wentelen. Men verwijt ons alleen uit te zijn op een op uitsluiting, egoïsme en kleinzieligheid berustend Vlaanderen. Ons project heeft in deze globale wereld bovendien volstrekt geen zin, is uit de tijd en helemaal niet aan de niet aan de orde. 13 juni jl. heeft echter bewezen dat de Vlaming wél wakker ligt van de Vlaamse kwestie en zijn lot in eigen handen wil nemen. Wat ons betreft: het begint nu pas! Het onbevoogd uitbouwen van onze eigen democratie, van een ‘republiek van de menselijkheid’ zoals het in de tijd van Van den Reeck werd gesteld. De inbreng van onze kleine fractie zal zijn om aan deze autonomie mee vorm en inhoud te geven! Zal onze vriend De Wever uitsluitend blijven luisteren naar Unizo en VOKA? Wanneer zullen sociaal- en christendemocraten kiezen tegen Belgische macht en voor Vlaamse democratie? Wanneer zullen groen en klein-links eindelijk beseffen dat ze zonder synthese met het Vlaamse aspect, in Vlaanderen altijd marginaal zullen blijven? Wanneer zijn we voorgoed verlost van de betuttelende vingertjes van onze opiniemakers, would be artistieke scène etc., met zijn allen zo rijkelijk gevoederd o.m. door het Belgische doorgeefluik van de Vlaamse regering? Voor wanneer een democratisch onderwijs dat weer consistente plats opdient i.p.v. het consumptieve junkfood en globale eenheidsworst? Dit alles om Vlaanderen weer toonaangevend te maken op alles wat de mens zo groot en interessant kan maken, net zoals in de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijden, dé echte reden en zin van de 11 juli viering trouwens. Het symbool Van den Reeck dient dan als eeuwig krachtvoer om van een autonoom Vlaanderen écht iets zinnigs te maken!

 

Sluit de gelederen. Hij is gevallen

 

Maar ons allen

 

Heeft hij bevrijd

 

Mannen hebben gevloekt. Vrouwen hebben geschreid

 

In één dag,in één uur

 

Was zijn naam het parool van een nieuwe tijd.

 

 

(Marnix Gijsen: Tijdzang voor Herman Van den Reeck 1920)

 

En:

 

Niet langer zal men tégen ’t volk

 

Ons goed en bloed verkwisten

 

De wind waait rood in wolk op wolk

 

Het regent activisten!

 

(René De Clercq: Het lied der activisten 1922)

 

Joost Vandommele