Vijfendertig jaar na de oprichting van de Arbeiderspartij van Koerdistan (PKK) en de vrijheidsstrijd die de PKK-rebellen voeren op hun grondgebied, die naar schatting al meer dan 40.000 levens heeft gekost, heeft Ankara besloten om van strategie te veranderen om een eind te maken aan het gewapende conflict. Begin dit jaar begon de AKP-regering van premier Recep Tayyip Erdogan voorzichtige vredesgesprekken aan te knopen met Abdullah Öcalan, de gevangen genomen leider en oprichter van de PKK die een levenslange gevangenisstraf in eenzame opsluiting uitzit op het Turkse eiland Imrali. Vroegere pogingen om te onderhandelen mislukten steeds omdat Turkije Koerdische eisen weigerde in te willigen en Öcalan niet bij de gesprekken wilde betrekken. Met deze mentaliteitswijziging kijken beide naties, net als de andere volkerenbinnen de Turkse staatsgrenzen, uit naar de resultaten van de eerste gesprekken.

Sommige Turkse politieke analysten zijn hoopvol en menen dat de meeste Turken positief staan tegenover het betrekken van de gedemoniseerde PKK-leider bij de gesprekken en deze laatsten een kans willen geven. Volgens hen beseffen de Turken dat ze beter af zijn met een langdurige vrede met de Koerden en dat er niets anders opzit dan onderhandelingen aan te vatten met de partij, willen ze voor het eerst in bijna veertig jaar vrede kennen. De grote vraag is nu wat het resultaat zal zijn van deze gesprekken, wat Öcalan in ruil voor vrede zal eisen en of de rest van de PKK-leiding hiermee akkoord zal gaan. Hoewel de PKK steeds is blijven ijveren voor een onafhankelijke, linkse Koerdische staat, heeft Öcalan tijdens zijn gevangenschap reeds gezegd voorstander te zijn van confederale autonomie voor de Koerden binnen de Turkse, Iraakse, Iraanse en Syrische staat. Blijft nog maar de vraag of Turkije hiermee akkoord zal willen gaan. Volgens de Turkse media eiste de PKK-leider alvast een verbetering van de toestand in dewelke hij gevangen zit of het verderzetten van de gesprekken in huisarrest. Ook zou hij gevraagd hebben om rechtstreeks in contact gebracht te worden met de huidige PKK-leiding in Zuid-Koerdistan en de vrijlating geëist hebben van duizenden Koerdische politieke gevangenen. Sinds het begin van de gesprekken zou Öcalan alvast twee kamerleden van de pro-Koerdische BDP (Partij voor Vrede en Democratie) ontmoet hebben waarbij ze het, aldus de Turkse media, over de ontwapening van de PKK gehad zouden hebben. Als tegemoetkoming aan de Koerden zou het Turkse gerechtshof eveneens het verbod opgeheven hebben op de verkoop en verspreiding van de drie boeken die Öcalan tijdens zijn gevangenschap geschreven heeft.

Premier Erdogan heeft te kennen gegeven dat, in geval van vrede, het de PKK-leiding vrij staat om naar andere landen te verhuizen. Dit voorstel werd prompt afgewezen door Murat Karayilan, de huidige PKK-leider, die niet wil dat zijn beweging uit eigen land verstoten wordt. Het blijft afwachten hoe de gesprekken verder zullen verlopen, maar het ziet ernaar uit dat indien Turkije werkelijk een einde wenst te maken aan het gewapende conflict met de Koerden, het zal moeten beseffen dat dit ook vredesgesprekken met de PKK inhoudt en dat zij zich niet van haar grondgebied zal laten verstoten. De facto houdt dit in dat Turkije op termijn akkoord zal moeten gaan met een algemene amnestie van alle Koerdische politieke activisten en een erkenning van alle culturele rechten van de Koerdische naties en, in het verlengde daarvan, wellicht ook van de andere naties op wat het als zijn grondgebied beschouwt.

 

Hongerstaking als laatste middel tegen onrecht

Na een oproep van de Koerdische verzetsleider Abdullah Öcalan kwam er op 18 november een eind aan de massale hongerstaking van duizenden Koerden, verspreid over verschillende gevangenissen op Turks grondgebied. De Koerdischgezinde BDP (Partij voor Vrede en Democratie) heeft het zelfs over een totaal van tienduizend hongerstakers. Drieënzestig onder hen begonnen het geweldloos protest op 12 september en hielden het niet minder dan achtenzestig dagen vol. Ter vergelijking: Bobby Sands stierf na zesenzestig dagen van ontbering. In de daaropvolgende weken voegden duizenden sympathisanten zich bij het protest. Midden november begonnen de vitale functies van de initiatiefnemers het te begeven, meerderen onder hen konden nog amper zien, anderen kregen levensbedreigende maagbloedingen... De situatie was kritiek en er konden op elk moment doden vallen.

De hongerstakers begonnen hun actie op 12 september, de dag waarop Turkse militairen in 1980 een uiterst gewelddadige coup pleegden en de burgerrechten en vrijheden sterk ingeperkt werden. Symbolisch, want voor hen vertoont de AKP-regering van premier Recep Tayyip Erdogan slechts weinig verschil met die van de coupplegers. Onder de actievoerders bevonden zich onder meer parlementsleden, politieke activisten, journalisten, mensenrechtenactivisten en gewone burgers die opkwamen voor de elementaire mensen- en burgerrechten van de Koerden in Noord-Koerdistan. Allen zitten ze vast op verdenking van 'terrorisme'. Wie laat blijken dat hij of zij begaan is met de rechten van de minderheden op het Turkse grondgebied, wordt door het staatsapparaat als staatsgevaarlijk beschouwd en, indien het om Koerden gaat, automatisch verdacht van banden met de verboden Arbeiderspartij van Koerdistan (PKK) wat genoeg is om zonder concreet bewijs en zonder eerlijk proces voor jaren gevangengezet te worden. Zo is er midden september een massaproces tegen 44 Koerdische journalisten begonnen en staan honderden andere Koerden

 

terecht op verdenking van lidmaatschap van de KCK (Unie van Gemeenschappen in Koerdistan), een pan-Koerdische organisatie die de Koerdische belangen behartigt en volgens de Turkse staat per definitie aanleunt bij de PKK. Dit ondanks filterdun bewijsmateriaal en veel kritiek van internationale mensenrechtenorganisaties.

Ten einde raad en machteloos tegenover het Turkse apparaat begonnen drieënzestig Koerden, die uitkeken op een jarenlange gevangenisstraf zonder zicht op een eerlijk proces en menswaardige behandeling, dan ook met het ultieme geweldloze protest in de hoop erkenning te krijgen voor hun toestand en de mensenrechten in Turkije. Ze stellen dan ook drie eisen voorop:

 

- het recht op onderwijs in het Koerdisch en het recht om de Koerdische taal te gebruiken in het dagelijkse leven,

 

- het recht op het gebruik van de Koerdische taal tijdens rechtszaken,

 

- medische verzorging voor PKK-leider Abdullah Öcalan en een eind van het onmenselijke isolatieregime waaraan hij onderworpen is zodat hij de vredesonderhandelingen in naam van de Koerdische bevolking kan leiden.

Door middel van de hongerstaking hoopten ze niet alleen druk uit te oefenen op premier Erdogan maar eveneens de aandacht te trekken van buitenlandse instanties en organisaties om steun te vragen voor hun boodschap, hun volk te erkennen en de Turkse staat te dwingen om met hen in dialoog te treden. Veel goed nieuws hoeven ze van de AKP-regering immers niet te verwachten. Tot op vandaag weigert Turkije moslims binnen zijn staatsgrenzen als minderheid te erkennen, de ondeelbare gedachte van een grote Turkse en nationalistische staat in gedachte. Ook gaf de regering meermaals te kennen niet toe te willen geven aan eender welke vorm van wat zij als chantage beschouwt en deed het tot twee dagen voor het eind van de hongerstaking de actie nog af als een 'show'.

Doordat de internationale traditionele media hierover zo goed als niet berichtten, kwamen er in gans Europa Koerden op straat om de stakers te steunen in hun actie. In eigen land begonnen een twintigtal vertegenwoordigers van de Koerdische gemeenschap en verschillende Koerdische organisaties eveneens een hongerstaking om aandacht te vragen voor de situatie. Onder hen bevonden zich Derwich M. Ferho, voorzitter van het Koerdisch Instituut van Brussel, Hadji Ehmedî, leider van PJAK (Partij voor het Vrije Leven van Koerdistan) en Zubeyir Aydar, bestuurslid van de KCK. Andere vertegenwoordigers uit diverse Europese landen sloten zich hierbij aan.

Toen de toestand van de eerste hongerstakers in Turkije kritiek werd riep Abdullah Öcalan op tot een eind van de hongerstaking om erger te voorkomen en aangezien de actie deels haar doel had bereikt. Zo heeft de Turkse regering een wetsvoorstel ingediend dat toestaat dat gedagvaarden een andere taal dan

 

het Turks gebruiken in de rechtszaal, maar dit enkel nadat de klacht in het Turks voorgelezen werd en vóór de verklaring van de aanklager. Fundamenteel verandert er dus niet veel. Aan de twee andere eisen werd amper gevolg gegeven. Öcalan, die reeds dertien jaar lang in eenzame opsluiting verkeert op het eiland Imrali, blijft onderworpen aan een onmenselijk en zwaar gevangenisregime, waarbij hij tot voor kort zelfs geen bezoek meer van zijn familie of advocaten mocht ontvangen. Tot op nader order zou de Turkse staat er nu wel akkoord mee gaan zijn basisrechten te herstellen en een beperkt bezoek toe te laten. De hongerstaking heeft dus tot op zeker hoogte iets uitgehaald, hoewel het nog afwachten blijft of de beloofde maatregelen wel correct toegepast zullen worden.

 

Vanuit de gevangenis heeft Öcalan reeds meermaals aangetoond de kaart van de democratische onderhandelingen met de Turkse staat te willen trekken. Eens te meer heeft hij bewezen open te staan voor gesprekken en vrede, indien Turkije dit ook wenst en werk wil maken van broodnodige hervormingen en de erkenning van elementaire mensenrechten voor alle inwoners op zijn grondgebied. Het is ook duidelijk dat Öcalan voor de Koerden onlosmakelijk verbonden is met de vredesgesprekken en dat ze zeer ver willen gaan in hun protest tegen onrecht. Het is nu aan premier Erdogan als vertegenwoordiger van de Turkse staat om te bewijzen dat hij ook het pad van de vrede verkiest en definitief werk wil maken van onderhandelingen met het Koerdische volk.