Sint-Pieters-Woluwe: een bijna hoopgevende Nederlandsvijandigheid?
Wie de Brusselse lokale politiek de afgelopen tijd heeft gevolgd, is ongetwijfeld de saga rond de aanstelling van Gerda Postelmans als schepen in Sint-Pieters-Woluwe niet ontgaan.
Het plaatselijke college van burgemeester en schepenen wordt gevormd door leden van cdH, Ecolo en DéFI, met een eenzame CD&V’er als (surnumeraire[1]) Nederlandstalige schepen. Het geval wil dat een van de Ecolo-schepenen, Raphaël van Breugel, beslist heeft uit de politiek te stappen, waarna de plaatselijke partijafdeling Gerda Postelmans heeft voorgedragen als zijn opvolgster.
In het Belgische politieke stelsel is het de ongeschreven regel dat partijen zich niet uitlaten over de keuzes inzake politiek personeel van andere partijen. Maar in dit geval gaven zowel cdH als DéFI te kennen niet opgezet te zijn met de keuze van Ecolo: ze vonden Postelmans namelijk te… Vlaams/Nederlandstalig[2], vooral omdat ze ‘schepen van (Franse) cultuur’ moest worden. Ondertussen hebben de coalitiepartners ingebonden en Postelmans’ aanstelling aanvaard, maar voordien vroegen zij zich openlijk af of Postelmans wel vertrouwd genoeg was met de francofonie.
De Kraan van de scheepswerf ‘Boel’
Maandag 15 november om 14u in de Frans Boelstraat 1 te Temse overhandigde het platform ”Scheepsbouwers en hun Kraan” (*) samen met een delegatie van ex-Boelwerknemers en solidaire verenigingen het resultaat van de petitieactie voor het behoud van de Boelwerfkraan aan het schepencollege van Temse.
Vlaanderen heeft een rijke sociale en industriële geschiedenis. De Kraan aan de Scheldeoever te Temse is een eerbetoon aan het roemrijke scheepsbouwverleden in de gemeente Temse. De scheepswerf is ook een symbool van de sociale strijd van de scheepsbouwers. Ze is een herinnering aan al de arbeiders en bedienden, van 1829 tot de sluiting op 30 november 1994, die er hun kunde en arbeid in zetten, vaak met gezondheidsrisico’s. De scheepswerf stelde ook vele mensen indirect te werk, en de middenstand in Temse leefde van de koopkracht van de scheepsbouwers. De Kraan behoort tot de “skyline” van Temse aan de Schelde. Wie vanuit Brussel, Mechelen, Bornem, per fiets, trein of auto over de Scheldebrug rijdt richting Temse kan er niet naast kijken. De Kraan werd in 1956 gebouwd door de Nederlandse machinefabriek Hensen. In België is dit de enige overgebleven kraan van Hensen, een type dat sinds 1910 over de hele wereld werd verspreid. De kraan is een reus: met een hijscapaciteit van 40 ton op 10 meter en 14 ton op 45 meter afstand. De hoogte is maar liefst 48 meter. De Kraan is sinds 2004 geklasseerd en beschermd en in 2009 is ze bouwkundig industrieel erfgoed van Vlaanderen. Op vraag van het centrumrechtse CD&V-, Open VLD- en N-VA gemeentebestuur van Temse o.l.v. burgemeester Luc De Ryck (CD&V) werd de procedure tot deklassering van de Kraan opgestart door de bevoegde minister Matthias Diependaele (N-VA).
De PVDA en de koloniale erfzonde van de Belgische staat
Vijf dames van gemengd Congolees-Europese afkomst, zogenaamde halfbloeden, hebben de Belgische staat aangeklaagd wegens misdaden tegen de menselijkheid. Concreet gaat het over de ontvoering, mishandeling, het scheiden van de ouders en het wegnemen van de identiteit van kinderen in Belgisch-Congo op basis van hun huidskleur. Het gaat niet om feiten die zich afspeelden in de Congo-Vrijstaat van Léopold II, maar om feiten die zich afspeelden in de jaren 1950 tot 1960 in de zogenaamde modelkolonie die Belgisch Congo na WOII geworden zou zijn. “Halfbloeden” verstoorden de koloniale orde waarin een strikt onderscheid bestond tussen de Europese blanke kolonisator en de zwarte Afrikaanse gekoloniseerde. Omdat gemengde relaties officieel verboden waren, waren deze kinderen bovendien “kinderen van de zonde” in de katholieke belevingswereld. “God schiep de blanke en de zwarte, en de duivel maakte de mulat.” Aangezien nogal wat alleenstaande mannen dienst namen in de koloniale administratie of op avontuur trokken naar Congo om op korte tijd veel geld te verdienen, werd de koloniale administratie reeds vroeg geconfronteerd met het “probleem”. Over de hele kolonie werden missieposten ingeschakeld om het “probleem” mee op te lossen. Volgens De Standaard kregen koloniale ambtenaren van hogerhand expliciet opdracht om de kinderen op te sporen en uit de dorpen van hun moeders weg te halen. Daarbij werd de drogreden gebruikt dat de kinderen, omdat ze deels van blanke afkomst waren, “een betere opvoeding” verdienden. (DS 11 oktober 2021) Volgens Michèle Hirsch, een van de advocaten van de dames, ging het “dus om een systematische segregatie politiek en geen toevalligheid, zoals de advocaten van de Belgische staat al hebben tegengeworpen.”
11 juli 1302: hoogtepunt uit de klassenstrijd in Vlaanderen
Het is het laatste decennium onder belgicistische historici, pseudohistorici en andere opiniemakers mode geworden om de slag bij Kortrijk van 11 juli 1302 af te doen als een fait divers. Een gebeurtenis die nauwelijks of geen blijvende sporen naliet in de geschiedenis van onze gewesten. Een gebeurtenis die tenietgedaan werd door wat voorgesteld wordt als de “nederlaag” in 1304 bij de Pevelenberg, die weliswaar een politieke nederlaag was maar geen militaire in termen van militaire slagkracht. 11 juli 1302 zou alleen in Brugge een impact gehad hebben, de impact van 11 juli 1302 zou zeker na het verdrag van Athis-sur-Orge in 1305 uitgewist geweest zijn, etc.
Dat alles werd reeds lang geleden “weerlegd”. We zetten weerlegd tussen aanhalingstekens omdat de vroegere historici die de bronnen bestudeerden complexloos tot de bevinding kwamen dat 11 juli 1302 een veel grotere impact had dan zij zelf voor mogelijk gehouden hadden. Eén van deze historici was de Antwerpse socialistische vrijzinnige historicus Frans Blockmans (1911-1962). In 1942 publiceerde hij het historische werkje “Gent tot omstreeks 1336, de voorbereiding van een groote tijd” bij De Nederlandsche Boekhandel. Hierin beschrijft hij in detail de directe en indirecte gevolgen van de overwinning van de partij van de Klauwaerts -een coalitie van de gilden van het textielproletariaat van de Vlaamse steden, en in hun zog de vrije boeren van westelijk Vlaanderen, met graaf Guy de Dampierre en zijn familie en een kleine minderheid van de Vlaamse adel – op de partij van de Leliaerts – de coalitie van de patricische families in de Vlaamse steden met de koning van Frankrijk Philippe IV “le Bel” en een grote meerderheid van de Vlaamse adel.
We citeren in extenso uit hogergenoemd werk. De tekst hebben we zoveel mogelijk naar moderne schrijfwijze overgezet.
Pagina 5 van 6